ECLI:NL:HR:2025:1052

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
23/00780
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake diefstal en medeplichtigheid

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 februari 2023 is gewezen. De verdachte, geboren in 1988, is beschuldigd van diefstal d.m.v. braak en medeplichtigheid aan poging tot diefstal d.m.v. braak van fietsen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waaronder de vraag of het hof gebruik heeft gemaakt van de verklaring van een anonieme getuige voor het bewijs en of de strafmotivering van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken toereikend was. Daarnaast werd de redelijke termijn in hoger beroep besproken, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat deze termijn was overschreden. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en heeft het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan op 8 juli 2025, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebrengt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00780
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 februari 2023, nummer 21-003368-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat E.E.W.J. Maessen bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van drie weken volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.