Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 februari 2023 is gewezen. De verdachte, geboren in 1988, is beschuldigd van diefstal d.m.v. braak en medeplichtigheid aan poging tot diefstal d.m.v. braak van fietsen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waaronder de vraag of het hof gebruik heeft gemaakt van de verklaring van een anonieme getuige voor het bewijs en of de strafmotivering van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken toereikend was. Daarnaast werd de redelijke termijn in hoger beroep besproken, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat deze termijn was overschreden. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en heeft het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan op 8 juli 2025, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebrengt.