ECLI:NL:HR:2025:1051

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
24/02025
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op woning/bedrijfspand van juwelier met medeplegen van diefstal en vrijheidsberoving

In deze zaak gaat het om een overval op een woning en bedrijfspand van een juwelier, waarbij de verdachte is beschuldigd van eendaadse samenloop van medeplegen van diefstal met geweld (artikel 312.2.2 van het Wetboek van Strafrecht) en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282.1 van het Wetboek van Strafrecht). De benadeelde partij heeft een vordering ingediend met betrekking tot verlies aan arbeidsvermogen, zoals geregeld in artikel 361.3 en 361.4 van het Wetboek van Strafvordering. De centrale vraag in deze zaak is of de behandeling van het desbetreffende deel van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zoals bedoeld in artikel 81.1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 mei 2024, nummer 21-004563-23, beoordeeld. Het beroep is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat J. Kuijper, die een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door advocaat M.T. Spetter, die een verweerschrift indiende. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Na beoordeling van de klachten over de uitspraak van het hof heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 8 juli 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02025
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 mei 2024, nummer 21-004563-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat J. Kuijper bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
Namens de benadeelde partij heeft de advocaat M.T. Spetter een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.