ECLI:NL:HR:2025:100
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake teruggaaf omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.G.P. Heijstek, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 december 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had eerder beschikkingen gegeven op verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting voor de tijdvakken van 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020, 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020, en 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.