ECLI:NL:HR:2025:1

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
22/03799
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit met betrekking tot veiligheidsmaatregelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1976, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen van hennep in zijn woning, diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, en het beschadigen en verijdelen van veiligheidsmaatregelen van elektriciteitswerken, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen onder 2 en 3 en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de bewezenverklaring van de diefstal van elektriciteit en de beschadiging van het elektriciteitswerk terecht waren voorgesteld. Het hof had namelijk niets vastgesteld over het daderschap van de verdachte met betrekking tot deze feiten, terwijl het wel vaststond dat hij betrokken was bij de opbouw van een hennepkwekerij. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof gedeeltelijk vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de relevante beslissingen. De overige klachten werden verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03799
Datum7 januari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2022, nummer 22-002596-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen onder 2 en 3 en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
2.2
Het cassatiemiddel is in zoverre terecht voorgesteld. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 13.
2.3
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 januari 2025.