Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
9 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2022. De verdachte, geboren in 2000, was in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van diefstal met geweld, maar werd wel veroordeeld voor eenvoudig witwassen. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met geweld en de kwalificatie van het witwassen verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de selectie en waardering van bewijsmateriaal voorbehouden is aan de feitenrechter en dat in cassatie niet kan worden onderzocht of de vastgestelde feiten en omstandigheden juist zijn. De Hoge Raad concludeerde dat de vaststellingen van het hof, gebaseerd op historische telefoongegevens, voldoende gemotiveerd waren en dat de interpretatie van deze gegevens onderdeel was van de vrije bewijswaardering van de feitenrechter.
Echter, de Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel dat betrekking had op de redelijke termijn van de procedure gegrond was. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren naar twee jaren en elf maanden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar verwerpt het beroep voor het overige.