In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2023. Het beroep in cassatie werd ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het griffierecht niet was voldaan. De griffier had belanghebbende op 14 februari 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres was afgeleverd, is het griffierecht niet betaald.
Op 14 maart 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht had ontvangen, maar er is geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.