ECLI:NL:HR:2024:839
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juni 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 13 november 2023, nummer HAA 23/1579 V. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 14 maart 2024 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor deze betaling. Volgens de gegevens van PostNL is deze brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan.
Op 16 april 2024 heeft de griffier belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald. De argumenten die belanghebbende in haar brief van 30 april 2024 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en de waarnemend griffier E. Cichowski.