ECLI:NL:HR:2024:828
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake onroerendezaakbelastingen en Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2023, met nummer BK-ARN 22/01686. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 21/4275) die betrekking had op een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en zag geen aanleiding voor een veroordeling in deze kosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 7 juni 2024 door de vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren M.W.C. Feteris en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.