In deze zaak gaat het om een geschil tussen Nieuw-Hollands Energiebedrijf B.V. (NHE) en een restaurant geëxploiteerd door de verweerders over een overeenkomst tot levering van energie. De overeenkomst, gesloten op 30 januari 2020, voorzag in de levering van elektriciteit en gas tegen vaste prijzen van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023. NHE had in de algemene voorwaarden de mogelijkheid opgenomen om bij onvoldoende kredietwaardigheid van de klant maatregelen te eisen, waaronder een waarborgsom.
In de periode van januari tot oktober 2021 betaalden de verweerders meerdere facturen te laat, wat leidde tot een controle door NHE op hun betalingsgedrag. NHE vroeg de verweerders om een keuze te maken uit verschillende opties ter waarborging van hun verplichtingen. De verweerders reageerden echter niet op deze verzoeken. NHE besloot daarop de overeenkomst om te zetten naar een leveringsovereenkomst tegen dagmarktprijzen, wat leidde tot een verdubbeling van de kosten voor de verweerders.
De verweerders vorderden in kort geding dat NHE hen bleef leveren op basis van de oorspronkelijke vaste tarieven, maar de voorzieningenrechter wees deze vordering af. Het hof vernietigde dit vonnis en gaf de vordering van de verweerders alsnog toe. NHE ging in cassatie, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd was getreden door te oordelen dat NHE de overeenkomst niet had ontbonden, maar gewijzigd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.