Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
4 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een klaagschrift van de klaagster, die in verband met een verdenking van heling van gestolen fietsen, een horloge van het merk Rolex in beslag had genomen. De rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, met de overweging dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal oordelen dat het horloge aan het verkeer moet worden onttrokken. De klaagster betwistte deze beslissing en stelde dat het horloge geen echt Rolex horloge is en dat het in voorraad hebben van een vervalst horloge uitsluitend voor eigen gebruik niet strafbaar is volgens artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vorderde, zonder in te gaan op de mogelijke toepasselijkheid van de uitzonderingsbepaling in artikel 337 lid 2 Sr. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank, maar alleen voor zover deze betrekking had op de ongegrondverklaring van het klaagschrift ten aanzien van het horloge. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling van dit aspect.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechtbank bij beslissingen over het voortduren van beslag, vooral in gevallen waarin de mogelijkheid van uitzonderingen op de strafbaarheid aan de orde is.