Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
30 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die op 30 mei 2023 een klaagschrift had behandeld. De klaagster, een bedrijf dat handelt in 'smart drugs' en 'designer drugs', had beklag ingediend tegen een beslag dat was gelegd op diverse goederen. Dit beslag was het gevolg van rechtshulpverzoeken van Amerikaanse autoriteiten. De Hoge Raad diende te beoordelen of de rechtbank Oost-Brabant bevoegd was om te beslissen op het beklag, gezien het feit dat de beslaglegging had plaatsgevonden in Baambrugge en Maarssen. Daarnaast werd de vraag gesteld of de rechtbank binnen de voorgeschreven termijn van 30 dagen na ontvangst van het klaagschrift had beslist en of voldaan was aan de vereiste van dubbele strafbaarheid. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen.