ECLI:NL:HR:2024:777
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere beslissing van 14 juli 2023. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie op 27 december 2023 is ontvangen, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn eindigde op 29 november 2023, en belanghebbende heeft niet tijdig gereageerd op een bericht van de griffier van de Hoge Raad, waarin hij werd gevraagd om uitleg over de overschrijding van de termijn. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.