ECLI:NL:HR:2024:767

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
22/01399
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van politieagent door met bestelbus met hoge snelheid op achterkant politieauto in te rijden

In deze zaak gaat het om de poging tot zware mishandeling van een politieagent door de verdachte, die met een bestelbus met hoge snelheid op de achterkant van een politieauto inreed. De feiten vonden plaats op 6 september 2020 te Utrecht, waar de verdachte werd achtervolgd door de politie. Tijdens de achtervolging, die begon toen de verdachte met een ongeldig rijbewijs in de bestelbus reed, negeerde hij meerdere verkeersregels en reed hij met hoge snelheid door de stad. De politieagent, [verbalisant 1], reed met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur en zag de verdachte in zijn binnenspiegel naderen zonder snelheid te minderen. Toen de agent besloot om ruimte te geven aan de verdachte door naar de tweede rijstrook te sturen, hoorde hij een harde knal en voelde hij zijn voertuig schudden. De aanrijding resulteerde in een lekke band van het politievoertuig en de agent kwam met zijn neus tegen een betonnen wand tot stilstand.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende bewijs had dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de agent zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het hof had vastgesteld dat de verdachte met hoge snelheid op de politieauto was ingereden, wat de kans op ernstig letsel vergrootte. Het cassatiemiddel van de verdachte, dat stelde dat de bewezenverklaring van het voorwaardelijk opzet ontoereikend was gemotiveerd, werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheden die door de verdachte werden aangevoerd van ondergeschikt belang waren in het geheel van de bewijsvoering.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd van zes maanden naar vijf maanden en drie weken, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01399
Datum28 mei 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 april 2022, nummer 21-004374-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.B. Spaargaren, advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [verbalisant 1] , ontoereikend is gemotiveerd, omdat niet alle door het hof in aanmerking genomen omstandigheden (eenduidig) uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen blijken.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
“hij op 6 september 2020 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen terwijl hij, verdachte, in een bestelbus rijdt op de snelweg met hoge snelheid op de (rijdende) auto van die [verbalisant 1] is in gereden (waarna die [verbalisant 1] een klapband kreeg) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“4. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] , verbalisant, gesloten op 5 oktober 2020, p. 7-12, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 september 2020, omstreeks 04:55 uur, waren wij ter plaatse op de Laan van Vollenhove .
Bij controle van het kenteken in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), zag ik dat er van de bestelauto geen verzekeringsgegevens bekend waren.
Ik hoorde de man zeggen dat hij naar Zeist was gereden, maar dat hij dit niet wist.
Ik controleerde de gegevens van de man achter het stuur en zag dat hij was genaamd:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats]
Ik controleerde de gegevens van [verdachte] nog in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Ik zag dat het rijbewijs categorie B van [verdachte] vanaf 11 januari 2018 door het CBR divisie vorderingen ongeldig was verklaard.
Omstreeks 05:55 uur zag ik dat de eerder genoemde bestelauto nog op de locatie stond. Ik zag dat [verdachte] nog achter het stuur zat.
Ik zag dat de bestuurder tot stilstand kwam en voor mijn dienstauto bleef staan. Vervolgens ben ik uitgestapt om richting de bestuurder te lopen. Op het moment dat ik halverwege de bestelauto was, zag en hoorde ik dat de bestuurder vol accelereerde en met piepende banden wegreed. Ik zag vervolgens dat de bestuurder linksaf reed in de richting van De Dreef.
Tevens heeft de bestuurder na het doven van zijn verlichting deze niet meer aan gehad tijdens de gehele achtervolging. Tevens was het gezien het tijdstip nog donker buiten.
De Dreef is een weg binnen de bebouwde kom van Zeist met een geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Ik zag dat de verdachte met hoge snelheid over enkele drempels reed en hierbij bijna de macht over het stuur verloor. Op enig moment zag ik dat de snelheid 120 kilometer per uur was.
Ik zag vervolgens dat de verdachte bij een rotonde rechtdoor de Dijnselburgerlaan opreed. Ik zag dat de verdachte met hoge snelheid door rood reed bij de verkeerslichten op de kruising met de Boulevard en direct weer rechtsaf reed de Oude Woudenbergse Zandweg op. Vervolgens zag ik dat de verdachte rechtsaf de Erasmuslaan en direct linksaf de Spinozalaan op reed. Vanaf de Spinozalaan reed verdachte linksaf de Verlengde Slotlaan op en direct rechtsaf de Krakelingweg.
Ik zag vervolgens dat de verdachte op de kruising door de rode verkeerslichten naar links reed de Jagerssingel op.
Ik zag dat de verdachte op de Jagersingel verkeersbord D2 met een verplichte rijrichting naar rechts negeerde en hier links voorbij reed. Ik zag dat de verdachte vervolgens linksaf sloeg en wederom verkeersbord D2 met een verplichte rijrichting naar rechts negeerde en hier links voorbij reed.
Ik zag dat verdachte bij een rotonde rechtdoor reed de Heideweg op in de richting van de Driebergseweg. Ik zag vervolgens dat verdachte met hoge snelheid de rode verkeerslichten negeerde en naar links reed de Driebergseweg op. Ik zag vervolgens dat verdachte onder de rijksweg A12 door reed in de richting van Driebergens-Rijsenburg. Ter hoogte van de rotonde Horst zag ik dat verdachte linksaf sloeg de Horstlaan in. Vervolgens zag ik dat verdachte rechtsaf sloeg de Arnhemse Bovenweg op in de richting van Doorn.
Vervolgens zag ik dat verdachte vanaf de Berkenlaan rechtsaf de provinciale weg op reed terug in de richting van Driebergen-Rijsenburg.
Ik zag dat verdachte de Hoofdstraat helemaal volgde. Vervolgens zag ik dat verdachte de bebouwde kom uit reed en voor het Viaduct met de rijksweg A12 enkele malen met hoge snelheid diverse rode verkeerslichten negeerde. Vervolgens zag ik dat verdachte linksaf reed de rijksweg A12 op in de richting van Bunnik.
Ik zag dat verdachte de autosnelweg op was gereden en zijn snelheid verhoogde tot 160 kilometer per uur. De rijksweg A12 is een autosnelweg met een maximum snelheid van 100 kilometer per uur.
Ik zag dat verdachte tussen rijstrook 2 en 3 bleef slingeren en dat er inmiddels meerdere politie-eenheden bij de achtervolging waren aangesloten.
Ik zag dat er inmiddels wat meer overig verkeer op de autosnelweg reed zoals enkele personenauto’s en vrachtverkeer.
Ter hoogte van knooppunt Oudenrijn zag ik dat verdachte de A2 op reed. Vervolgens zag ik dat verdachte afslag 8 nam en rechts afsloeg in de richting van Utrecht.
Ik zag dat verdachte de Meernburg over reed in de richting van de Weg der Verenigde Naties. Ik zag vervolgens dat verdachte ging spookrijden. Vervolgens zag ik dat verdachte rechtsaf sloeg het viaduct op over het 24 oktober plein. Ik zag dat collega [verbalisant 1] met zijn dienstvoertuig voor verdachte kwam te rijden.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , verbalisant, gesloten op 15 september 2020, p. 16-17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op het moment dat ik zag dat de bus mij met hoge snelheid naderde, reed ik ongeveer 40 kilometer per uur. Ik keek in de binnenspiegel en wilde zicht houden op de bus. Ik zag dat de bus geen snelheid minderde en besloot de bus ruimte te geven door terug te sturen naar de 2e rijstrook, om die bus die op de 1e rijstrook reed de gelegenheid te geven mij te passeren. Op het moment van insturen naar de 2e rijstrook (rechts) hoorde ik links achter mijn dienstvoertuig een harde knal en voelde mijn dienstvoertuig schudden. Ik schrok enorm en hield mijn stuur stevig vast, omdat ik bang was dat ik de controle over mijn voertuig kwijt zou raken op de flyover. Ik realiseerde mij direct dat de bus bij gewoon ramde. Ik merkte direct dat ik een lekke band had en wilde mijn voertuig zo snel mogelijk tot stilstand brengen.
(...)
6. Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] , verbalisant, gesloten op 16 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg samen met mijn collega [verbalisant 4] de melding om collega [verbalisant 2] te ondersteunen met een achtervolging van een bus.
(...)
Ik zag dat er een dienstvoertuig voor het voertuig ging rijden. In dit voertuig zat collega [verbalisant 1] . Ik zag dat het dienstvoertuig vlak voor het voertuig reed. Ik had goed zicht op beide voertuigen aangezien ze op 2 verschillende banen reden. Ik zag dat het dienstvoertuig voor het voertuig ging rijden. Ik zag dat het voertuig tegen de achterkant van het dienstvoertuig reed. Ik zag dat het dienstvoertuig vlak voor de botsing een beweging naar links maakte. Ik zag dat het dienstvoertuig aan de linkerkant aan de achterzijde geraakt werd. Ik zag dat het dienstvoertuig verder naar links uitweek en met zijn neus tegen de betonnen wand aan kwam. Ik zag dat het dienstvoertuig een lekke linkerachterband had.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Op 6 september 2020, omstreeks 04:55 uur werd verdachte aangetroffen achter het stuur van een bestelbus, voorzien van het kenteken [kenteken] . Bij de controle van het kenteken kwam naar voren dat er geen verzekeringsgegevens bekend waren. Verdachte heeft op dat moment verklaard dat hij naar Zeist was gereden, maar dat hij niets wist van de verzekeringsgegevens. Na controle van de gegevens van verdachte in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek dat het rijbewijs categorie B van verdachte vanaf 11 januari 2018 ongeldig was verklaard.
Omstreeks 05:55 uur zag verbalisant [verbalisant 2] dat verdachte nog achter het stuur van de bestelbus zat. Slechts tien minuten later, omstreeks 06:05 uur zag [verbalisant 2] de bestelbus hard wegrijden vanaf de plaats waar verdachte eerder gecontroleerd werd. [verbalisant 2] zag dat er één persoon in de bestelbus zat. Vervolgens ontstond er een dollemansrit waarbij verdachte onacceptabele verkeersrisico’s heeft genomen. Tijdens de achtervolging hebben verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 1] enige tijd zicht gehad op het gezicht van de bestuurder van de bestelbus. Aan [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 1] is na de achtervolging een foto getoond van verdachte. [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 1] hebben op ambtseed dan wel op ambtsbelofte afzonderlijk van elkaar een herkenning opgemaakt gebaseerd op uiterlijke kenmerken. Het hof acht de herkenningen betrouwbaar. De herkenningen worden bovendien ondersteund door de bevindingen van eerder die nacht. Gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte diegene is die de bestelbus tijdens de dollemansrit heeft bestuurd.
Tijdens de dollemansrit is verdachte door meerdere politievoertuigen achtervolgd met als doel verdachte aan te houden. [verbalisant 1] kwam voor verdachte te rijden. [verbalisant 1] reed ten tijde van de aanrijding ongeveer 40 kilometer per uur en zag in de binnenspiegel dat de bestelbus hem van achteren naderde. Omdat verdachte met de bestelbus geen snelheid minderde besloot [verbalisant 1] aan verdachte ruimte te geven om hem te laten passeren. Daaruit leidt het hof af dat verdachte harder heeft moeten rijden dan [verbalisant 1] en dat verdachte met hoge snelheid op de fly-over reed. Op het moment dat [verbalisant 1] naar rechts wilde insturen, hoorde hij linksachter het politievoertuig een harde knal en voelde hij het politievoertuig schudden. Ten gevolge van de aanrijding tussen verdachte en [verbalisant 1] ging de linker achterband van het politievoertuig lek en kwam het politievoertuig met zijn neus tegen een betonnen wand aan. Wanneer twee rijdende voertuigen elkaar (waarvan althans één met hogere snelheid) raken, is de kans op een ongeluk met ernstig gevolg aanmerkelijk. Verdachte heeft met hoge snelheid scherp ingestuurd op het politievoertuig, terwijl verdachte daarvoor al diverse onacceptabele verkeersrisico’s heeft genomen. Het hof concludeert op basis van deze uiterlijke verschijningsvorm dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.”
2.3.1
Uit de bewijsvoering van het hof volgt dat tijdens een achtervolging met als doel om de verdachte aan te houden, [verbalisant 1] met zijn politievoertuig voor de verdachte kwam te rijden, dat [verbalisant 1] in de binnenspiegel zag dat de bestelbus van de verdachte hem van achteren naderde en dat [verbalisant 1] ruimte wilde geven omdat de verdachte geen snelheid minderde. Op het moment dat [verbalisant 1] zich met zijn voertuig naar een andere rijstrook bewoog – zo volgt verder uit de bewijsvoering van het hof – hoorde [verbalisant 1] een harde knal en voelde hij zijn voertuig schudden, waarbij als gevolg van de aanrijding door de verdachte de linker achterband van het politievoertuig lek ging en dat voertuig met zijn neus tegen een betonnen wand aankwam.
2.3.2
Op grond van deze vaststellingen heeft het hof bewezenverklaard dat de verdachte “met hoge snelheid op de (rijdende) auto van die [verbalisant 1] is in gereden (waarna die [verbalisant 1] een klapband kreeg)” en heeft het geoordeeld dat de verdachte daarbij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat – zoals het cassatiemiddel op zichzelf terecht aanvoert – de door het hof ook benoemde omstandigheid dat de verdachte bij het aanrijden van het politievoertuig scherp zou hebben ingestuurd, niet uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen volgt, en dat die bewijsmiddelen niet eenduidig zijn over de richting (naar links dan wel naar rechts) waarin het politievoertuig zich bewoog bij het wisselen van rijstrook direct voorafgaand aan de aanrijding door de verdachte. Die omstandigheden zijn immers in het geheel van de bewijsvoering van het hof van ondergeschikt belang.
2.4
Het cassatiemiddel faalt.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vijf maanden en drie weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 mei 2024.