Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Geachte [de afnemer],
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
24 mei 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [de afnemer] tegen AEGON BANK N.V. De zaak betreft de advisering door een tussenpersoon bij de verkoop van een effectenleaseproduct, het SprintPlan. [de afnemer] stelde dat de tussenpersoon, die geen vergunning had als effectenbemiddelaar, hem een gepersonaliseerde aanbeveling had gedaan, wat in strijd zou zijn met de wet. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had onderzocht of de tussenpersoon het product als geschikt voor [de afnemer] had voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de stellingen van [de afnemer] onvoldoende waren onderbouwd om te concluderen dat er sprake was van een gepersonaliseerd advies. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor tussenpersonen om te beschikken over de juiste vergunningen en om gepersonaliseerde aanbevelingen zorgvuldig te onderbouwen.