ECLI:NL:HR:2024:698

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
22/01488
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van hennepplanten in woning van verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2022. De verdachte, geboren in 1962, was betrokken bij het medeplegen van het aanwezig hebben van 370 hennepplanten in zijn woning. De verdachte had zijn woning tijdelijk ter beschikking gesteld aan een kennis terwijl hij naar Pakistan reisde. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat A.D. Kupelian. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld, aangezien meer dan twee jaar waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01488
Datum14 mei 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2022, nummer 23-002742-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.D. Kupelian, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 mei 2024.