Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
14 mei 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 april 2022. De verdachte, geboren in 1962, was betrokken bij het medeplegen van het aanwezig hebben van 370 hennepplanten in zijn woning. De verdachte had zijn woning tijdelijk ter beschikking gesteld aan een kennis terwijl hij naar Pakistan reisde. Het cassatieberoep werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat A.D. Kupelian. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld, aangezien meer dan twee jaar waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.