ECLI:NL:HR:2024:683
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Amsterdam inzake belastinggeschil
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door F.R. Eggink, tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 1 februari 2023. De Rechtbank had eerder een verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van 28 september 2022 behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in de beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de Rechtbank in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 26 april 2024.