ECLI:NL:HR:2024:680

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23/00169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Amsterdam inzake belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door F.R. Eggink, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 7 december 2022, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 28 september 2022 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet noodzakelijk was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00169
Datum26 april 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 7 december 2022, nr. AMS 22/3233 V en AMS 22/3234 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 28 september 2022.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door F.R. Eggink, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024.