ECLI:NL:HR:2024:680
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Amsterdam inzake belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door F.R. Eggink, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam. Dit beroep was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 7 december 2022, waarin het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 28 september 2022 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet noodzakelijk was voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard.