Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
28 mei 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 maart 2022. De verdachte, geboren in 1987, had 16 smartphones gekocht van een particulier, zonder factuur of kwitantie, terwijl deze telefoons afkomstig waren van een gewapende overval. De verdachte was van plan om een telefoonwinkel te starten en had de telefoons met de intentie om ze door te verkopen. De Hoge Raad beoordeelde of de verdachte in zijn onderzoeksplicht had tekortgeschoten, gezien het feit dat mobiele telefoons vaak voorwerp zijn van misdrijven. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte met aanmerkelijke onvoorzichtigheid had gehandeld, wat leidde tot de verwerping van het cassatieberoep.
Daarnaast werd er een tweede cassatiemiddel beoordeeld, waarin werd geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Hoge Raad oordeelde dat deze termijn inderdaad was overschreden, maar besloot dat er geen verdere rechtsgevolgen aan verbonden hoefden te worden. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep, maar erkent de overschrijding van de redelijke termijn.