De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening), Stb. 2006, 330, houdt onder meer in:
“De rechtsgevolgen van een strafbeschikking worden in belangrijke mate geregeld in het voorgestelde artikel 255a Sv. (...) Wordt de verdachte gedagvaard omdat de strafbeschikking niet ten uitvoer is gelegd, dan is de strafbeschikking ingevolge het voorgestelde derde lid niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar. De tenuitvoerlegging die reeds is aangevangen, wordt geschorst. De strafrechter beoordeelt de strafzaak in dit geval, net als thans, op basis van de artikelen 348 en 350 Sv. Niet de strafbeschikking staat centraal, al kan deze – net als thans een mislukt transactieaanbod – wel een rol spelen. Zo kan de omstandigheid dat de verdachte een opgelegde geldboete niet heeft kunnen betalen of een opgelegde taakstraf niet heeft willen voltooien, van belang zijn bij de keuze van de strafsoort door de strafrechter. De strafrechter is echter in geen enkel opzicht door de strafbeschikking gebonden: hij komt zelfstandig tot een oordeel over de merites van de zaak.
(...)
Vervolgens wordt vastgelegd dat in het geval de strafbeschikking reeds geheel of gedeeltelijk ten uitvoer is gelegd, de rechtbank daar bij het bepalen van de op te leggen straf of maatregel rekening mee houdt. Deze formulering («rekening houden met») komt ook voor in artikel 24 Sr. Onder omstandigheden kan het in de rede liggen dat in het vonnis ook aangegeven wordt op welke wijze bij het bepalen van de straf of maatregel met het ten uitvoer gelegde deel van een eerdere strafbeschikking rekening is gehouden. Als de verdachte reeds een deel van een opgelegde taakstraf heeft vervuld, en de rechtbank slechts een geldboete oplegt, zal nadere uitleg bijvoorbeeld veelal op zijn plaats zijn, mede omdat de verdachte in dat geval niet gecompenseerd wordt.
Deze regeling van het tweede lid sluit aan bij de bestaande situatie. Als de verdachte gedeeltelijk voldoet aan een transactieaanbod, vervalt het vervolgingsrecht van het OM niet. Het is vervolgens aan de strafrechter, in hoeverre hij rekening wil houden met hetgeen de verdachte reeds heeft verricht ter voldoening aan het transactieaanbod. Aangetekend zij daarbij nog dat dit wetsvoorstel in zoverre wel een wijziging brengt, dat datgene wat ter uitvoering van een vernietigde strafbeschikking is verricht of betaald, wordt aangemerkt als verricht of betaald ter uitvoering van overeenkomende straffen of maatregelen, waartoe de verdachte veroordeeld wordt in het vonnis of arrest waarin de strafbeschikking wordt vernietigd.
(...)
Het OM merkt in zijn advies op dat het in het concept-wetsvoorstel opgenomen artikel 354 Sv het mogelijk zou maken dat de verdachte die aanvankelijk met een taakstraf heeft ingestemd, later schadevergoeding krijgt wanneer de rechter geen straf of maatregel oplegt nadat de zaak op de zitting is gebracht omdat de taakstraf niet «volledig» is uitgevoerd. Deze opmerking hing samen met een in het in consultatie gegeven concept-wetsvoorstel in dit artikel opgenomen voorschrift behelzend dat de rechtbank, als geen straf of maatregel wordt opgelegd, aangeeft of, en zo ja op welke wijze, in teruggave of vergoeding dient te worden voorzien. Mede naar aanleiding van deze opmerking van het OM is dit voorschrift uiteindelijk niet in het wetsvoorstel opgenomen. Het behoort tot de taak van het OM, het rechterlijk vonnis ten uitvoer te leggen en daarbij rekening te houden met hetgeen verricht en betaald is in verband met een bij dat vonnis vernietigde strafbeschikking. Zoals aangegeven wordt daarbij datgene wat ter uitvoering van een vernietigde strafbeschikking is verricht of betaald, aangemerkt als verricht of betaald ter uitvoering van overeenkomende straffen of maatregelen, waartoe de verdachte veroordeeld wordt in het vonnis of arrest waarin de strafbeschikking wordt vernietigd. Dat is niets nieuws: ook als een in eerste aanleg uitgesproken vonnis reeds partieel ten uitvoer is gelegd alvorens daartegen appel wordt ingesteld (vgl. artikel 557, tweede lid, Sv), wordt datgene wat reeds verricht of betaald is, aangemerkt als verricht of betaald ter uitvoering van overeenkomende straffen of maatregelen, waartoe de verdachte veroordeeld wordt in het arrest waarin dat vonnis wordt vernietigd. Indien de rechter lagere straffen oplegt, of de verdachte vrijspreekt, kan dat voor het OM voorts reden zijn om het teveel betaalde terug te geven. Tegelijkertijd geldt evenwel dat er geen reden en derhalve ook geen rechtsplicht is om in gevallen waarin de rechter andere straffen oplegt dan de strafbeschikking bevatte, tot vergoeding aan de verdachte over te gaan. De verdachte die geen verzet heeft ingesteld tegen een strafbeschikking, doch slechts gedeeltelijk aan de strafbeschikking heeft voldaan, heeft geen recht op schadevergoeding.”
(Kamerstukken II 2004/05, 29849, nr. 3, p. 18, 78 en 79.)