ECLI:NL:HR:2024:641

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23/03423
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over naheffingsaanslag parkeerbelasting door gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, die op 20 juli 2023 werd gedaan in het kader van een verzet tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De naheffingsaanslag was eerder door de Rechtbank van 9 november 2021 beoordeeld. De Hoge Raad heeft de klachten van het College beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren. Tevens werd er een griffierecht van € 548 opgelegd aan het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03423
Datum19 april 2024
ARREST
in de zaak van
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
tegen
[X] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 20 juli 2023, nr. UTR 21/3160, op het verzet van de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp tegen de uitspraak van de Rechtbank van 9 november 2021 betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting.

1.Geding in cassatie

Het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam wordt een griffierecht geheven van € 548.