ECLI:NL:HR:2024:615

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
23/00981
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van opgeëiste persoon naar Marokko wegens medeplichtigheid aan levensberoving en criminele bendevorming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 9 maart 2023. Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van medeplichtigheid aan opzettelijke levensberoving met voorbedachten rade, medeplichtigheid aan poging tot opzettelijke levensberoving met voorbedachte rade en criminele bendevorming. De opgeëiste persoon, geboren in 1993, heeft de Nederlandse nationaliteit en is door het Koninkrijk Marokko uitgeleverd.

De verdediging heeft aangevoerd dat er een concreet gevaar bestaat voor een flagrante schending van het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast is de vraag opgeworpen of de rechtbank heeft kunnen oordelen dat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon geen effectief rechtsmiddel heeft, zoals bedoeld in artikel 13 van het EVRM.

De Hoge Raad heeft de klachten van de opgeëiste persoon beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00981 U
Datum23 april 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 maart 2023, nummer UTL-I-[…], op een verzoek van het Koninkrijk Marokko tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de opgeëiste persoon.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadslieden van de opgeëiste persoon hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 april 2024.