ECLI:NL:HR:2024:61

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
23/02407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 mei 2023. Het beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 26 oktober 2021. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Rechtbank niet kunnen slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, gebruikmakend van de mogelijkheid die artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie biedt. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

De uitspraak is gedaan door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, en is in het openbaar uitgesproken. Dit arrest benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de strikte toepassing van de wettelijke bepalingen die de Hoge Raad in staat stellen om niet-ontvankelijkheid te verklaren zonder verdere motivering. De uitspraak heeft implicaties voor toekomstige cassatiezaken, vooral in het bestuurs- en belastingrecht, waar de Hoge Raad de ruimte heeft om snel en efficiënt te oordelen over de ontvankelijkheid van beroepen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/02407
Datum19 januari 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven,
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, vertegenwoordigd door [P],
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 mei 2023, nr. AWB 21/64, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 26 oktober 2021.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024.