ECLI:NL:HR:2024:61
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 mei 2023. Het beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 26 oktober 2021. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Rechtbank niet kunnen slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, gebruikmakend van de mogelijkheid die artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie biedt. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De uitspraak is gedaan door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, en is in het openbaar uitgesproken. Dit arrest benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de strikte toepassing van de wettelijke bepalingen die de Hoge Raad in staat stellen om niet-ontvankelijkheid te verklaren zonder verdere motivering. De uitspraak heeft implicaties voor toekomstige cassatiezaken, vooral in het bestuurs- en belastingrecht, waar de Hoge Raad de ruimte heeft om snel en efficiënt te oordelen over de ontvankelijkheid van beroepen.