Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
30 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 december 2022. De verdachte, geboren in 1995, was betrokken bij een poging tot doodslag door in 2020 in Nijmegen, naar aanleiding van een eerdere ruzie, met een auto in te rijden op een wegrennende voetganger. Daarnaast was de verdachte beschuldigd van het medeplegen van de verkoop en het aanwezig hebben van heroïne, cocaïne en amfetamine, wat meermalen gepleegd was. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet ontvankelijk zijn. De procureur-generaal heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het cassatieberoep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.