ECLI:NL:HR:2024:537
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door J.L.M. van Reijnen, tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 september 2023. Het beroep in cassatie was ingesteld onder nummer 23/04265. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan. De griffier had belanghebbende op 21 december 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres was afgeleverd, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. Op 1 februari 2024 heeft de griffier belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De argumenten die belanghebbende in zijn brief van 29 februari 2024 aanvoerde, werden door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om te concluderen dat belanghebbende niet in verzuim was. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het door belanghebbende na het verstrijken van de termijn betaalde griffierecht van € 136 zal door de griffier aan belanghebbende worden terugbetaald.