Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
2 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat was ingesteld door klagers tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel van 20 mei 2022. De klagers, een man en een vrouw, waren betrokken bij een onderzoek naar grootschalige invoer van en handel in verdovende middelen, alsook witwassen. Het cassatieberoep richtte zich op het beslag dat was gelegd op verschillende goederen, waaronder airpods, horloges, tassen, schoenen, portemonnees, een telefoon, administratie en contant geld. De advocaat-generaal, P.M. Frielink, had geconcludeerd tot een gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van de klagers in hun beroep en deels tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep van de klagers voor zover dit betrekking had op de airpods niet in behandeling kon worden genomen. Dit was gebaseerd op het feit dat de airpods inmiddels waren vernietigd, waardoor het beslag was opgeheven en de klagers niet ontvankelijk konden worden verklaard in hun beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van het klaagschrift met betrekking tot dit voorwerp. De Hoge Raad heeft de klachten over de overige goederen beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet tot een andere uitkomst konden leiden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht.
De beslissing van de Hoge Raad was als volgt: het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de airpods, en het beroep werd voor het overige verworpen. Deze beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.