Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“8. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 juni 2018 door de rechter-commissaris in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 2] :
De persoon getoond op de foto op pagina 117 in het einddossier ken ik, ik had hem opgeslagen als de ‘Marokkaanse man’ in mijn telefoon. Ik weet zijn naam nu wel: [betrokkene 3] , wij spraken elkaar aan met broer. Voor zover ik weet is het een neef van de persoon getoond op pagina 160 in het einddossier (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 4] ).
Ik ben naar hem toe gegaan in [plaats] . Op straat kwamen er twee Marokkaanse mannen, twee broers naar ons. We maakten kennis met elkaar. Ze vroegen aan mij waar ik mij mee bezig hield, ik antwoordde dat ik wel eens een ritje rijd als het gaat om cannabis. Ze vertelden me dat er binnenkort een klus zou zijn, ze wilden mij om te rijden. Het ging om twee broers. Ik ging terug naar [plaats] . Na ongeveer een week werd ik gebeld door hen. Ze wilden mij zien en spreken. Ze zijn naar [plaats] gekomen en we ontmoetten elkaar nabij de Bulgaarse winkel. [betrokkene 5] was toen samen met mij. [betrokkene 6] was er ook bij, en ook [betrokkene 7] . De twee broers vertelden ons dat er transport nodig was voor hennep. Ik vroeg toen wat zij betaalden, vijfhonderd euro antwoorden zij. Ik vroeg duizend euro. Uiteindelijk zijn we op achthonderd euro uitgekomen voor het transport van [plaats] naar [plaats] . Ik weet niet welke prijs [betrokkene 5] is overeengekomen. Ik weet niet welke prijs is overeengekomen tussen [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [betrokkene 6] . Per persoon werden prijzen afgesproken. [betrokkene 7] is familie van mijn vrouw, dus uiteraard ken ik hem. Het is de persoon op pagina 132 van het dossier, hij is het. De Marokkaanse mannen gaven mij het adres waar ik mij de dag erna om 11 uur a half 12 in de avond moest melden. Met het adres kregen de anderen hetzelfde adres van de Marokkaanse mannen. Er zou daar een vrouw zijn, zij zou zelf de deur opendoen. Er werd verteld dat [betrokkene 7] , [betrokkene 6] en [betrokkene 5] naar binnen zouden gaan, de hennep zouden knippen en in mijn auto zouden laden. Ik ging naar dit adres toe, ik reed erheen en de navigatie gaf aan dat er nog zeshonderd meter afstand was tot aan de plek. Ik heb mijn auto daar neergezet. Ik heb niet direct voor het adres geparkeerd. Ik reed alleen. De andere drie, dat zijn [betrokkene 5] , [betrokkene 6] en [betrokkene 7] , zijn gekomen met de auto van [betrokkene 5] . Ik reed in een busje, een Volkswagen Transporter. Ik ken de auto van [betrokkene 5] , dat is een Audi. [betrokkene 3] reed in een Golf. De twee andere broers, dan bedoel ik de twee Marokkanen die ik in [plaats] ontmoet had, reden in een kleine auto, ik weet niet meer welk type. [betrokkene 4] kwam alleen, ik weet niet in welke auto. De Audi is een A8, kleur donkerblauw met een Bulgaars kenteken uit Targovishte. De Golf was grijs metallic. De auto van de broers uit [plaats] was zwart. [betrokkene 4] reed ook in een donkere auto.
Ik had de auto neergezet op een afstand van 600 meter van het adres. Ik ging naar deze mannen toe op een parkeerplaats naast de kerk. Daar stonden de auto’s, de auto van [betrokkene 5] , de Golf en de auto van [betrokkene 4] stond verderop. Iedereen stapte uit zijn auto en we gingen met elkaar in gesprek.
De twee broers uit [plaats] vertelden dat er om half twaalf geladen moest worden, en dat we moesten wachten tot de vrouw de deur open deed. Toen ging het over tassen. Toen vertelde ik dat ik andere tassen bij mij had, die ik gekocht had bij de Growup-shop. De tassen die zij bij zich hadden, hadden als nadeel dat als je er hennep in zou doen dat het zou gaan stinken. De twee Marokkanen zeiden mij om naar mijn busje te gaan om de tassen te halen. [betrokkene 4] ging met mij mee, zag mijn busje en zei dat het busje goed geschikt was om te werken. Ik deed dan de achterklep open, haalde de tassen uit de bus, speciale tassen die je eigenlijk moet strijken, maar daar hadden we geen tijd voor. We gingen om de hennep te stelen. Ik heb de tassen meegenomen, diepe tassen, misschien één meter hoog. Ik had ook van die tie-wraps bij mij, ik had aan [betrokkene 4] de tassen en tie-wraps gegeven.
De tie-wraps waren bedoeld om de zakken te sluiten, deze tassen kon je niet zomaar dichtknopen zoals bij vuilniszakken. Ik had ze al een keer eerder gebruikt. De politie kon de hennep toen niet ruiken. We liepen terug. De vrouw zou de deur open doen, ze zouden naar binnen gaan, knippen, de hennep in de tassen doen, en ik moest langs het adres rijden met het busje zodat de tassen in het busje konden worden geladen. Toen [betrokkene 4] en ik van het busje terug waren bij de kerk waar de anderen nog stonden, zei ik kom op, zijn jullie al klaar, zoveel tijd hebben we niet. Op een gegeven moment zeiden de twee broers dat het toch niet zo ging gebeuren omdat de vrouw de deur niet opendeed. Het was ook nodig dat wij gingen inbreken.
Ik ben met dat busje in [plaats] geweest. Ik laat twee foto’s zien, het zijn twee foto’s van hetzelfde busje. Later is er op de motorkap een zwart leren hoes getrokken. Ik heb het busje die nacht bij een park neergezet in de buurt van [plaats] , want daar mag je vrij parkeren. Ik weet niet precies hoe laat dat was, half twee of twee uur ’s-nachts, ik weet het niet. Op zowel de heen als terugweg heb ik alleen in de auto gezeten. Ik maakte in die periode gebruik van meerdere auto’s, een Ford Transit, ook een blauwe, een Ford Focus, een grijze, ik reed ook in de auto van mijn vrouw, een Mercedes Jeep SUV, de kleur groen, ik reed dus in verschillende auto’s. U vraagt mij of ik die nacht rondom het incident in een andere auto heb gereden. Ik heb die avond de telefoon met nummer [telefoonnummer] of zo iets gebruikt. U vraagt mij of het kan eindigen of [telefoonnummer] . Dat klopt.
[...]
V; Uit jouw verklaring bij de rechter-commissaris, begrijpen we dat je een dag voordat je naar [plaats] bent gegaan - dat is dan 15 februari 2016 - in [plaats] een ontmoeting met die Marokkaanse mannen hebt gehad. Dan zou die ontmoeting op 14 februari 2016 geweest moeten zijn. Hebben wij dat goed begrepen?
A; Ik ben daar misschien de 14e langs geweest omdat ik vaker transporten deed voor anderen.
V; Hoe kan het dat wij vanuit de telefoonnummers van de [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en de broers [betrokkene 8 en 9] op 14 februari 2016 geen zendmast-aanstralingen in [plaats] zien?
V; Wanneer is die ontmoeting dan wel geweest?
A; Heb ik dan gezegd dat ze op 14 februari in [plaats] zijn geweest?
O; je bent de 15 naar [plaats] gegaan. Je hebt gezegd dat je de dag daar voor een ontmoeting hebt gehad.
A; ja, kennelijk heb ik ze ontmoet. Eerlijk gezegd kan ik me dat niet herinneren.
O; wij denken dat die ontmoeting op de 15 is geweest, de dag dat je vertrokken bent naar [plaats] . Op dezelfde dag dat je vertrekt.
A; waarschijnlijk is het zo geweest. Ik wil niet liegen, ik wil dat het netjes duidelijk wordt en zal mijn medewerking verlenen.
O; we zitten hier om duidelijkheid te krijgen en dingen die je niet weet die weet je niet.
V; [betrokkene 4] heeft verklaard dat die ontmoeting in [plaats] op 15 februari 2016 is geweest. Dat is de dag waarop jullie in de avond naar [plaats] zijn gegaan. Uit de telefoongegevens van [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 8] blijkt dat zij vanaf [plaats] een reisbeweging naar [plaats] maken. We zien namelijk dat hun telefoonnummers tussen 18:12:56 uur en 19:10:37 uur zendmasten langs Rijksweg A15 vanuit [plaats] in de richting van [plaats] aanstralen.
A; ja, ze zijn inderdaad naar [plaats] gekomen om even te bespreken wat en waar voor transport.
[...]
V; wie van de Marokkanen waren daarbij?
A; alle vier dus de broers, die ene man aan wie ik die plastic dingen heb gegeven. Ik ken de namen niet en ik heb de foto’s niet bij me. Laat me de foto’s zien dan kan ik ze aanwijzen. Daar zijn gekomen de twee broers en die ene man die zo lang is, mager gezicht en kort krulhaar. Hoe heet die andere man dan?
O; [betrokkene 4]
A; ik begin nu te twijfelen of ze met 3en of 4en zijn gekomen. Alle 4 toch.
O: Eerst willen we je mededelen dat je verdachte bent van moord, doodslag op [betrokkene 1] , gepleegd in de nacht van 15 op 16 februari 2016.
V: Wat wil je uit je zelf tegen ons over dit feit vertellen?
A: [betrokkene 2] en [betrokkene 7] kwamen mij ophalen en vertelden dat ze werk hadden en dat zij hennep gaan knippen. Ze hebben mij opgehaald. We zijn vertrokken. En we zijn op de plek gekomen. Na ons kwamen [betrokkene 6] en [betrokkene 5] . We zijn uitgestapt op 2 a 3 honderd meter. Het was ietsje verder als het huis.
Toen kwamen er een paar Marokkanen naar ons toe. Ik bleef in de auto. Ze gingen met elkaar praten. Ik weet niet hoe lang ze met elkaar gepraat hebben. Ze hebben misschien 2-3 minuten met elkaar gesproken. De auto in gestapt en naar de plek gegaan. We hebben die auto gelaten op misschien 150 meter bij het huis vandaan. Ze hebben ons daar gelaten met [betrokkene 7] , volgens mij was dit [betrokkene 7] . [betrokkene 2] stapte uit de auto en zei tegen ons wacht dan hier op mij. We waren iets van 150 meter van het huis vandaan. Hij zei blijf maar in de auto zitten en ik zou jullie roepen om te gaan knippen. Hij ging weg en misschien 10-15 minuten later hoorden wij schietgeluid. Hij kwam naar de auto en stapte in. Hij zei: ‘ik hoorde schoten van binnen laten we maar weggaan.’ Wij zijn daar vertrokken en ik ben uitgestapt en ik heb ze daar allemaal achtergelaten bij het huis van [betrokkene 2] . Ik ben naar huis gegaan. Ik was gewoon in de auto, hij kwam ging de auto in en we zijn vertrokken. Ik ben de auto helemaal niet uit geweest.
O: Tijdens dit verhoor zullen er namen worden genoemd. Om er zeker van te zijn dat we het over dezelfde personen hebben laten we jou de foto’s zien van de hoofdrolspelers. Deze foto’s heeft de politie jou al eerder in het verhoor van 13 september 2018 laten zien.
V: Wie is de persoon op foto 1?
A: [betrokkene 2] .
V: Ik hoorde je ook [betrokkene 2] noemen, is dit dezelfde persoon of is [betrokkene 2] een ander.
A: Ja, ik bedoel dezelfde persoon.
V: Wie is de persoon op foto 2?
A: Ik ken hem als [betrokkene 5] . Zijn Bulgaarse naam is [betrokkene 5] .
V: Wie is de persoon op foto 3 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 4] )?
A: Ik weet het niet helemaal zeker of hij er ook was. Er zijn ook 3-4 Marokkanen gekomen. Het was donker en ik kende ze niet. Ik weet het niet zeker. Ik ken ze niet. De Marokkanen ken ik niet.
V: Wie is de persoon op foto 6 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 3] )?
A: Volgens mij was deze er ook. Ik heb ze niet allemaal kunnen bekijken. Volgens mij waren deze twee daar. Ik weet het niet helemaal zeker. Ik heb ze niet kunnen bekijken. Er waren 3 of 4 Marokkanen daar.
V: Wie is de persoon op foto 7?
A: Ja. Hij heet [betrokkene 7] .
V: Zijn [betrokkene 7] en [betrokkene 7] dezelfde persoon?
A: Ja.
V: Wie is de persoon op foto 8?
A: [betrokkene 6] .
V: Achternaam?
A: Weet ik niet.
V: Wie is de persoon op foto 4 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 8] )?
A: Hetzelfde, misschien was hij daar. Ik weet het niet helemaal zeker, er waren 3 of 4 Marokkanen.
V: Wie is de persoon op foto 5 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 9] )?
A: Die ken ik niet.
O: De broers [betrokkene 8 en 9] zijn, zoals eerder verteld, inmiddels overleden dus van hen hebben we geen recente foto’s. [betrokkene 8] is afgebeeld op foto 4 en [betrokkene 9] is afgebeeld op foto 5.
O: We leggen de 8 foto’s op tafel. Zodra het voor je verhaal belangrijk is kunnen we de foto’s gebruiken.
V: We hebben het over 15 en 16 februari.
A: Tegen de middag hebben ze me gebeld dat we gingen werken.
V: Wat bedoelde ze met werken?
A: Normaal om hennep te gaan knippen.
V: Hoe gaat dit dan in zijn werk? Leg eens uit?
A: Je gaat daar om te knippen.
A: Ze zeiden ga mee werken dan kan je centen verdienen.
V: En die avond was de eerste keer?
A: Ja.
V: Wie heeft hem opgebeld
A: [betrokkene 7] . Hij zei we kunnen wat geld verdienen.
V: Waar was je toen je opgehaald werd?
A: Van huis.
V: Wat is op dat moment thuis?
A: [b-straat] op het [plein 1] .
V: Huisnummer?
A: Ik dacht [001] .
V: Toen je opgehaald werd, met welke auto was dit en wie zaten er in?
A: [betrokkene 7] en [betrokkene 2] . Ze waren de enige in de auto. Het was de auto van [betrokkene 2] , een jeepachtig model. Een Mercedes.
V: Waar zat je in de auto?
A: Op de achterbank.
V: Wie reed de auto?
A: [betrokkene 2] .
V: Waar zat [betrokkene 7] ?
A: Voorin.
V: Jullie waren met zijn drieën gereden naar de plaats waar jullie zouden werken?
A: Ja. Na ons kwamen ook [betrokkene 5] en [betrokkene 6] met de auto. Met hun auto kwamen ze.
V: Met welke auto kwam [betrokkene 5] en [betrokkene 6] ?
A: Audi A8.
V: Van wie was die auto?
A: Van [betrokkene 5] .
V: In welke auto zat [betrokkene 6] ?
A: In de Audi bij [betrokkene 5] .
V: Wie reed er?
A: [betrokkene 5] . De auto stopte voor ons toen we daar kwamen. En ik zag hem uit de auto stappen.
A: Ik bleef in de auto en zij stapten uit. [betrokkene 2] zei tegen mij blijf in de auto. Ik zal bellen of ik kom jullie even ophalen. Hij is weggegaan. Na een minuut of 15-20 stapte hij in en zijn we weg gegaan.
V: Jij was de enige die in de auto achterbleef?
A: En [betrokkene 7] .
V: Op het moment dat jullie bij de kerk komen wat gebeurt er dan? Is de auto met de Marokkanen eerder of later? Hoe is dit gegaan?
A: Ze kwamen 5 of 10 minuten later.
V: Met wat voor vervoermiddel kwamen de Marokkanen?
A: Met een Golf.
V: Hoeveel mensen stapten er uit de Golf?
A: 3 of 4.
A: Hun auto stopte niet bij ons. Die stond vrij ver weg. Misschien bij het huis maar niet bij ons.
V: Kon je de woning zien?
A: Ik heb het huis niet gezien. Ik heb niet gezien welk huis het was.
V: Hoe wist je dan dat het 150 meter was?
A: Dat vertelde [betrokkene 2] tegen mij. Hij zei: Ik ga hier bellen en we zitten hier 150 a 200 meter bij het huis vandaan.
A: [betrokkene 2] doet zaken met dit soort mensen.
V: Wat bedoel je met zaken doen?
A: Met Marokkanen Turken maakt hij vrienden.
V: Je zei net dat hij zaken doet met dit soort mensen?
A: Hij kent heel veel mensen en heeft heel veel vrienden.
A: Volgens mij is [betrokkene 7] een keer heel eventjes uitgestapt. Hij stond voor de auto. Maar hij heeft niemand iets gegeven.
A: Toen wij daar waren de eerste keer heeft [betrokkene 2] de kofferbak open gedaan en meteen dicht.
V: Je zegt de eerste keer...
A: Nee, dat was meteen toen we daar aankwamen op de plek. Toen heeft hij de kofferbak open gedaan en meteen weer dicht.
A: De eerste keer dat we op de plek kwamen toen werd de kofferbak open gedaan en meteen dicht.
V: Hoe lang heb je met [betrokkene 7] daar gestaan?
A: Ja, misschien 20-25 minuten.
V: Wat deden jullie ondertussen?
A: We zaten gewoon.
V: Er is geschoten op het slachtoffer.
A: Ik heb geen wapens gezien. We hoorden wel dat er geschoten werd. [betrokkene 2] kwam haastig naar ons toe en hij zegt er wordt binnen geschoten.
V: Wie had je nog meer zien lopen, rennen of op een andere manier?
A: Iedereen stapte in een auto en vertrok.
A: Volgens mij zette eerst de Marokkanen op het lopen.
A: Ik zag de auto voorbij rijden.
V: Wie zaten er in de auto toen hij voorbij reed?
A: Alleen de Marokkanen. Die anderen zijn in zijn eigen auto gestapt.
V: Vertel eens wie je zag lopen en begin bij [betrokkene 2] .
A: [betrokkene 5] en [betrokkene 6] zijn vertrokken. En de Marokkanen ook.
V: Heb je ze zien lopen, rijden of anders?
A: Ik heb de auto’s zien vertrekken. Iedereen heeft de auto gestart en ze zijn gaan rijden.
V: Welke auto’s reden er weg en hoe hard ging dit?
A: Het Golfje vertrok heel snel weg. Met hoge snelheid.
A: Iedereen eigenlijk. [betrokkene 2] stapte ook stevig op het gas.
A: En [betrokkene 5] . We waren bang dat de Turken achter ons aankomen.
A: [betrokkene 2] zei laten we weggaan voordat ze achter ons aankomen.
V: Jullie rijden allemaal sneller weg als anders. Hoe zijn jullie gereden?
A: Richting [plaats] . Wij reden een beetje met die twee auto’s, met [betrokkene 5] . Die anderen waren heel snel weg.”