ECLI:NL:HR:2024:496

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
22/02530
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen poging tot diefstal uit hennepkwekerij met onvoldoende bewijs voor betrokkenheid verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was betrokken bij een poging tot diefstal van hennep uit een kwekerij in Ossendrecht, gepleegd in de nacht van 15 op 16 februari 2016. Het hof had vastgesteld dat er een plan bestond om in te breken en hennep te stelen, waarbij de verdachte op de hoogte was van de gemaakte afspraken. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het medeplegen niet voldoende was gemotiveerd. De bewijsmiddelen gaven niet zonder meer aan dat de verdachte op de hoogte was van het oorspronkelijke plan of dat hij betrokken was bij de uitvoering ervan. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, en wees de zaak terug naar het hof voor herbehandeling. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen over de bewijsvoering en de rol van de verdachte in de gepleegde feiten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02530
Datum26 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 juli 2022, nummer 20-002195-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam , bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf; vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid. In het bijzonder wordt aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte op de hoogte was van de door de medeverdachten gemaakte afspraken over diefstal en inbraak.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 16 februari 2016 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning (aan de [a-straat 1] ) alwaar verdachte en/of zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid hennep/hennepplanten, toebehorende aan [betrokkene 1] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming,
daartoe een raam van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] heeft opengebroken/geforceerd (met een of meer breekvoorwerpen en/of schroevendraaiers) en vervolgens die woning is binnen gegaan en de voordeur van die woning heeft opengemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“8. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 juni 2018 door de rechter-commissaris in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 2] :
De persoon getoond op de foto op pagina 117 in het einddossier ken ik, ik had hem opgeslagen als de ‘Marokkaanse man’ in mijn telefoon. Ik weet zijn naam nu wel: [betrokkene 3] , wij spraken elkaar aan met broer. Voor zover ik weet is het een neef van de persoon getoond op pagina 160 in het einddossier (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 4] ).
Ik ben naar hem toe gegaan in [plaats] . Op straat kwamen er twee Marokkaanse mannen, twee broers naar ons. We maakten kennis met elkaar. Ze vroegen aan mij waar ik mij mee bezig hield, ik antwoordde dat ik wel eens een ritje rijd als het gaat om cannabis. Ze vertelden me dat er binnenkort een klus zou zijn, ze wilden mij om te rijden. Het ging om twee broers. Ik ging terug naar [plaats] . Na ongeveer een week werd ik gebeld door hen. Ze wilden mij zien en spreken. Ze zijn naar [plaats] gekomen en we ontmoetten elkaar nabij de Bulgaarse winkel. [betrokkene 5] was toen samen met mij. [betrokkene 6] was er ook bij, en ook [betrokkene 7] . De twee broers vertelden ons dat er transport nodig was voor hennep. Ik vroeg toen wat zij betaalden, vijfhonderd euro antwoorden zij. Ik vroeg duizend euro. Uiteindelijk zijn we op achthonderd euro uitgekomen voor het transport van [plaats] naar [plaats] . Ik weet niet welke prijs [betrokkene 5] is overeengekomen. Ik weet niet welke prijs is overeengekomen tussen [betrokkene 5] , [betrokkene 7] en [betrokkene 6] . Per persoon werden prijzen afgesproken. [betrokkene 7] is familie van mijn vrouw, dus uiteraard ken ik hem. Het is de persoon op pagina 132 van het dossier, hij is het. De Marokkaanse mannen gaven mij het adres waar ik mij de dag erna om 11 uur a half 12 in de avond moest melden. Met het adres kregen de anderen hetzelfde adres van de Marokkaanse mannen. Er zou daar een vrouw zijn, zij zou zelf de deur opendoen. Er werd verteld dat [betrokkene 7] , [betrokkene 6] en [betrokkene 5] naar binnen zouden gaan, de hennep zouden knippen en in mijn auto zouden laden. Ik ging naar dit adres toe, ik reed erheen en de navigatie gaf aan dat er nog zeshonderd meter afstand was tot aan de plek. Ik heb mijn auto daar neergezet. Ik heb niet direct voor het adres geparkeerd. Ik reed alleen. De andere drie, dat zijn [betrokkene 5] , [betrokkene 6] en [betrokkene 7] , zijn gekomen met de auto van [betrokkene 5] . Ik reed in een busje, een Volkswagen Transporter. Ik ken de auto van [betrokkene 5] , dat is een Audi. [betrokkene 3] reed in een Golf. De twee andere broers, dan bedoel ik de twee Marokkanen die ik in [plaats] ontmoet had, reden in een kleine auto, ik weet niet meer welk type. [betrokkene 4] kwam alleen, ik weet niet in welke auto. De Audi is een A8, kleur donkerblauw met een Bulgaars kenteken uit Targovishte. De Golf was grijs metallic. De auto van de broers uit [plaats] was zwart. [betrokkene 4] reed ook in een donkere auto.
Ik had de auto neergezet op een afstand van 600 meter van het adres. Ik ging naar deze mannen toe op een parkeerplaats naast de kerk. Daar stonden de auto’s, de auto van [betrokkene 5] , de Golf en de auto van [betrokkene 4] stond verderop. Iedereen stapte uit zijn auto en we gingen met elkaar in gesprek.
De twee broers uit [plaats] vertelden dat er om half twaalf geladen moest worden, en dat we moesten wachten tot de vrouw de deur open deed. Toen ging het over tassen. Toen vertelde ik dat ik andere tassen bij mij had, die ik gekocht had bij de Growup-shop. De tassen die zij bij zich hadden, hadden als nadeel dat als je er hennep in zou doen dat het zou gaan stinken. De twee Marokkanen zeiden mij om naar mijn busje te gaan om de tassen te halen. [betrokkene 4] ging met mij mee, zag mijn busje en zei dat het busje goed geschikt was om te werken. Ik deed dan de achterklep open, haalde de tassen uit de bus, speciale tassen die je eigenlijk moet strijken, maar daar hadden we geen tijd voor. We gingen om de hennep te stelen. Ik heb de tassen meegenomen, diepe tassen, misschien één meter hoog. Ik had ook van die tie-wraps bij mij, ik had aan [betrokkene 4] de tassen en tie-wraps gegeven.
De tie-wraps waren bedoeld om de zakken te sluiten, deze tassen kon je niet zomaar dichtknopen zoals bij vuilniszakken. Ik had ze al een keer eerder gebruikt. De politie kon de hennep toen niet ruiken. We liepen terug. De vrouw zou de deur open doen, ze zouden naar binnen gaan, knippen, de hennep in de tassen doen, en ik moest langs het adres rijden met het busje zodat de tassen in het busje konden worden geladen. Toen [betrokkene 4] en ik van het busje terug waren bij de kerk waar de anderen nog stonden, zei ik kom op, zijn jullie al klaar, zoveel tijd hebben we niet. Op een gegeven moment zeiden de twee broers dat het toch niet zo ging gebeuren omdat de vrouw de deur niet opendeed. Het was ook nodig dat wij gingen inbreken.
Ik ben met dat busje in [plaats] geweest. Ik laat twee foto’s zien, het zijn twee foto’s van hetzelfde busje. Later is er op de motorkap een zwart leren hoes getrokken. Ik heb het busje die nacht bij een park neergezet in de buurt van [plaats] , want daar mag je vrij parkeren. Ik weet niet precies hoe laat dat was, half twee of twee uur ’s-nachts, ik weet het niet. Op zowel de heen als terugweg heb ik alleen in de auto gezeten. Ik maakte in die periode gebruik van meerdere auto’s, een Ford Transit, ook een blauwe, een Ford Focus, een grijze, ik reed ook in de auto van mijn vrouw, een Mercedes Jeep SUV, de kleur groen, ik reed dus in verschillende auto’s. U vraagt mij of ik die nacht rondom het incident in een andere auto heb gereden. Ik heb die avond de telefoon met nummer [telefoonnummer] of zo iets gebruikt. U vraagt mij of het kan eindigen of [telefoonnummer] . Dat klopt.
U houdt mij voor dat ik in de nacht van het incident een adres van de twee Marokkaanse broers heb gekregen waar ik heen moest. Zij hebben mij de dag ervoor het adres gegeven toen zij naar [plaats] kwamen. Dat hebben zij opgeschreven. Zij hadden ook een foto bij zich, met de postcode. Een van de twee broers had in zijn telefoon een foto van de adresgegevens.
De broers zijn een dag ervoor naar [plaats] gekomen. De dag erop moest ik naar [plaats] . U vraagt mij hoe de rit is gegaan. Iedereen ging afzonderlijk daar naartoe. Ik heb ze pas daar ontmoet. Om elf uur waren we in [plaats] .
9. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 juli 2018, pagina’s 219 tot en met 233, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [betrokkene 2] :
V; Je geeft bij de rechter-commissaris aan dat je samen met [betrokkene 4] , [betrokkene 3] , de Broers [betrokkene 8] en [betrokkene 9] , [betrokkene 7] , [betrokkene 6] en [betrokkene 5] in [plaats] bent geweest en dat jullie plannen hadden gemaakt daar hennep te stelen. Je hebt verklaard dat je onschuldig bent aan de gepleegde moord. Je hebt verklaard dat de Marokkaanse mannen je hebben gevraagd om de hennep vanaf [plaats] naar [plaats] te brengen. Klopt dat? A; Ja, dat klopt.
[...]
V; Uit jouw verklaring bij de rechter-commissaris, begrijpen we dat je een dag voordat je naar [plaats] bent gegaan - dat is dan 15 februari 2016 - in [plaats] een ontmoeting met die Marokkaanse mannen hebt gehad. Dan zou die ontmoeting op 14 februari 2016 geweest moeten zijn. Hebben wij dat goed begrepen?
A; Ik ben daar misschien de 14e langs geweest omdat ik vaker transporten deed voor anderen.
V; Hoe kan het dat wij vanuit de telefoonnummers van de [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en de broers [betrokkene 8 en 9] op 14 februari 2016 geen zendmast-aanstralingen in [plaats] zien?
V; Wanneer is die ontmoeting dan wel geweest?
A; Heb ik dan gezegd dat ze op 14 februari in [plaats] zijn geweest?
O; je bent de 15 naar [plaats] gegaan. Je hebt gezegd dat je de dag daar voor een ontmoeting hebt gehad.
A; ja, kennelijk heb ik ze ontmoet. Eerlijk gezegd kan ik me dat niet herinneren.
O; wij denken dat die ontmoeting op de 15 is geweest, de dag dat je vertrokken bent naar [plaats] . Op dezelfde dag dat je vertrekt.
A; waarschijnlijk is het zo geweest. Ik wil niet liegen, ik wil dat het netjes duidelijk wordt en zal mijn medewerking verlenen.
O; we zitten hier om duidelijkheid te krijgen en dingen die je niet weet die weet je niet.
V; [betrokkene 4] heeft verklaard dat die ontmoeting in [plaats] op 15 februari 2016 is geweest. Dat is de dag waarop jullie in de avond naar [plaats] zijn gegaan. Uit de telefoongegevens van [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 8] blijkt dat zij vanaf [plaats] een reisbeweging naar [plaats] maken. We zien namelijk dat hun telefoonnummers tussen 18:12:56 uur en 19:10:37 uur zendmasten langs Rijksweg A15 vanuit [plaats] in de richting van [plaats] aanstralen.
A; ja, ze zijn inderdaad naar [plaats] gekomen om even te bespreken wat en waar voor transport.
[...]
V; wie van de Marokkanen waren daarbij?
A; alle vier dus de broers, die ene man aan wie ik die plastic dingen heb gegeven. Ik ken de namen niet en ik heb de foto’s niet bij me. Laat me de foto’s zien dan kan ik ze aanwijzen. Daar zijn gekomen de twee broers en die ene man die zo lang is, mager gezicht en kort krulhaar. Hoe heet die andere man dan?
O; [betrokkene 4]
A; ik begin nu te twijfelen of ze met 3en of 4en zijn gekomen. Alle 4 toch.
[...]
V; [...] Dus als ik jou nu vraag; wie wist dat daar een hennepkwekerij was?
A; ik zal het zeggen, een Bulgaarse vrouw uit [plaats] . Ze is daar geweest met nog een paar vrouwen om te knippen. Zij heeft het verteld aan haar man, ze heeft gezegd dat ze het adres kende. Hij is Bulgaar en hij heeft me gebeld. Hij vroeg wie deze hennep kon rippen, hij zei lever wat mensen aan die dat kunnen doen. Hij is naar [plaats] gekomen, wij zijn in zijn auto gestapt, hij heeft ons de woning laten zien, en de tipgeefster (de vrouw van de Bulgaar) had zelfs een envelop mee genomen van de post uit dat huis. Ze heeft zelf de hennep gezaaid dus zij wist wanneer het gezaaid was en wanneer het geoogst moest worden. Haar man die wordt genoemd [naam] . Die man is bij mij in [plaats] geweest. Hij heeft de klus gegeven, hij zei dat zijn vrouw er van wist.
[...]
10. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 augustus 2018, pagina’s 236 tot en met 251, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [betrokkene 2] :
De eerste keer toen wij naar het huis liepen, ik had de informatie, dat de vrouw de deur zou openen. De vrouw zou de deur tussen 23 en 24 uur open doen voor mij. Ik liep naar het huis toe, ik heb geklopt op de deur en de ramen, niemand deed open. Al deze mensen (wijst naar fotonummers 3, 4, 5 en 6) kwamen naar mij toe, ze dachten dat de deur al open was. Ik zei dat er iets aan de hand zou zijn want er werd niet open gedaan. Deze twee broers ( [betrokkene 8 en 9] ) begonnen tegen de deur te schoppen, [betrokkene 5] kwam er bij, de lamp die ging aan. [betrokkene 5] heeft de lamp kapot geslagen samen met deze ( [betrokkene 3] ). Deze, [betrokkene 4] , ging dan het raam open maken. We bleven daar 2 a 3 minuten dan. Maar door de deur en alles was er best veel lawaai. We liepen terug naar de parkeerplaats. Deze Marokkanen ( [betrokkene 8 en 9] ) die raakten geïrriteerd en zeiden; de vrouw zou toch voor jou de deur open doen, waarom doet ze dat niet. We zagen dat overal in het huis donker was, er was geen een teken van leven. De Marokkanen zeiden dat we weg moesten, we hadden teveel lawaai gemaakt, later komen we dan terug. Ze zeiden het is 100 procent zeker dat er niemand in het huis is, na al dat lawaai wat er gemaakt was, dan had er in huis licht aan moeten gaan. Ik kan me niet herinneren of [betrokkene 7] toen bij me was, we gingen toen weg een uurtje, ja hij was wel bij me, dus de tijd was verstreken en we kwamen weer terug naar de parkeerplaats naast de kerk. Daarvoor heeft deze man ( [betrokkene 4] ) 2 kleine schroevendraaiers uit mijn auto gehaald en ook de tie-wraps. Toen wij terug kwamen op de parkeerplaats zijn deze 4 mannen terug naar de woning gegaan. Ze liepen daar naartoe en 1 minuut later of zo. Het is echt een recht stuk, je kon het huis zien want het was een hoekhuis. De afstand tussen ons en de woning was ergens tussen 100 en 200 meter, ik kan me dat niet meer herinneren, we gingen dan stelen. Deze ging ook nu naar het raam toe ( [betrokkene 4] ), dat kon je zien. Ik weet niet hoeveel minuten verstreken waren, het ging heel snel, op een gegeven moment hoorden we boem. Ik vroeg aan [betrokkene 5] wat er aan de hand is en hij zei dat het lijkt op schieten. Je hoorde dan niet echt een knal, een hard geluid, maar je hoorde het geluid. Een a twee minuten later, na het schot, gingen zij rennen, ik bedoel de Marokkanen.
(...)
14. Het proces-verhoor van verhoor d.d. 5 oktober 2018, p. 6-20 van het aanvullend proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(O: Opmerking verbalisanten
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte [verdachte]
T: Opmerking tolk)
O: Eerst willen we je mededelen dat je verdachte bent van moord, doodslag op [betrokkene 1] , gepleegd in de nacht van 15 op 16 februari 2016.
V: Wat wil je uit je zelf tegen ons over dit feit vertellen?
A: [betrokkene 2] en [betrokkene 7] kwamen mij ophalen en vertelden dat ze werk hadden en dat zij hennep gaan knippen. Ze hebben mij opgehaald. We zijn vertrokken. En we zijn op de plek gekomen. Na ons kwamen [betrokkene 6] en [betrokkene 5] . We zijn uitgestapt op 2 a 3 honderd meter. Het was ietsje verder als het huis.
Toen kwamen er een paar Marokkanen naar ons toe. Ik bleef in de auto. Ze gingen met elkaar praten. Ik weet niet hoe lang ze met elkaar gepraat hebben. Ze hebben misschien 2-3 minuten met elkaar gesproken. De auto in gestapt en naar de plek gegaan. We hebben die auto gelaten op misschien 150 meter bij het huis vandaan. Ze hebben ons daar gelaten met [betrokkene 7] , volgens mij was dit [betrokkene 7] . [betrokkene 2] stapte uit de auto en zei tegen ons wacht dan hier op mij. We waren iets van 150 meter van het huis vandaan. Hij zei blijf maar in de auto zitten en ik zou jullie roepen om te gaan knippen. Hij ging weg en misschien 10-15 minuten later hoorden wij schietgeluid. Hij kwam naar de auto en stapte in. Hij zei: ‘ik hoorde schoten van binnen laten we maar weggaan.’ Wij zijn daar vertrokken en ik ben uitgestapt en ik heb ze daar allemaal achtergelaten bij het huis van [betrokkene 2] . Ik ben naar huis gegaan. Ik was gewoon in de auto, hij kwam ging de auto in en we zijn vertrokken. Ik ben de auto helemaal niet uit geweest.
O: Tijdens dit verhoor zullen er namen worden genoemd. Om er zeker van te zijn dat we het over dezelfde personen hebben laten we jou de foto’s zien van de hoofdrolspelers. Deze foto’s heeft de politie jou al eerder in het verhoor van 13 september 2018 laten zien.
V: Wie is de persoon op foto 1?
A: [betrokkene 2] .
V: Ik hoorde je ook [betrokkene 2] noemen, is dit dezelfde persoon of is [betrokkene 2] een ander.
A: Ja, ik bedoel dezelfde persoon.
V: Wie is de persoon op foto 2?
A: Ik ken hem als [betrokkene 5] . Zijn Bulgaarse naam is [betrokkene 5] .
V: Wie is de persoon op foto 3 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 4] )?
A: Ik weet het niet helemaal zeker of hij er ook was. Er zijn ook 3-4 Marokkanen gekomen. Het was donker en ik kende ze niet. Ik weet het niet zeker. Ik ken ze niet. De Marokkanen ken ik niet.
V: Wie is de persoon op foto 6 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 3] )?
A: Volgens mij was deze er ook. Ik heb ze niet allemaal kunnen bekijken. Volgens mij waren deze twee daar. Ik weet het niet helemaal zeker. Ik heb ze niet kunnen bekijken. Er waren 3 of 4 Marokkanen daar.
V: Wie is de persoon op foto 7?
A: Ja. Hij heet [betrokkene 7] .
V: Zijn [betrokkene 7] en [betrokkene 7] dezelfde persoon?
A: Ja.
V: Wie is de persoon op foto 8?
A: [betrokkene 6] .
V: Achternaam?
A: Weet ik niet.
V: Wie is de persoon op foto 4 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 8] )?
A: Hetzelfde, misschien was hij daar. Ik weet het niet helemaal zeker, er waren 3 of 4 Marokkanen.
V: Wie is de persoon op foto 5 (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 9] )?
A: Die ken ik niet.
O: De broers [betrokkene 8 en 9] zijn, zoals eerder verteld, inmiddels overleden dus van hen hebben we geen recente foto’s. [betrokkene 8] is afgebeeld op foto 4 en [betrokkene 9] is afgebeeld op foto 5.
O: We leggen de 8 foto’s op tafel. Zodra het voor je verhaal belangrijk is kunnen we de foto’s gebruiken.
V: We hebben het over 15 en 16 februari.
A: Tegen de middag hebben ze me gebeld dat we gingen werken.
V: Wat bedoelde ze met werken?
A: Normaal om hennep te gaan knippen.
V: Hoe gaat dit dan in zijn werk? Leg eens uit?
A: Je gaat daar om te knippen.
A: Ze zeiden ga mee werken dan kan je centen verdienen.
V: En die avond was de eerste keer?
A: Ja.
V: Wie heeft hem opgebeld
A: [betrokkene 7] . Hij zei we kunnen wat geld verdienen.
V: Waar was je toen je opgehaald werd?
A: Van huis.
V: Wat is op dat moment thuis?
A: [b-straat] op het [plein 1] .
V: Huisnummer?
A: Ik dacht [001] .
V: Toen je opgehaald werd, met welke auto was dit en wie zaten er in?
A: [betrokkene 7] en [betrokkene 2] . Ze waren de enige in de auto. Het was de auto van [betrokkene 2] , een jeepachtig model. Een Mercedes.
V: Waar zat je in de auto?
A: Op de achterbank.
V: Wie reed de auto?
A: [betrokkene 2] .
V: Waar zat [betrokkene 7] ?
A: Voorin.
V: Jullie waren met zijn drieën gereden naar de plaats waar jullie zouden werken?
A: Ja. Na ons kwamen ook [betrokkene 5] en [betrokkene 6] met de auto. Met hun auto kwamen ze.
V: Met welke auto kwam [betrokkene 5] en [betrokkene 6] ?
A: Audi A8.
V: Van wie was die auto?
A: Van [betrokkene 5] .
V: In welke auto zat [betrokkene 6] ?
A: In de Audi bij [betrokkene 5] .
V: Wie reed er?
A: [betrokkene 5] . De auto stopte voor ons toen we daar kwamen. En ik zag hem uit de auto stappen.
A: Ik bleef in de auto en zij stapten uit. [betrokkene 2] zei tegen mij blijf in de auto. Ik zal bellen of ik kom jullie even ophalen. Hij is weggegaan. Na een minuut of 15-20 stapte hij in en zijn we weg gegaan.
V: Jij was de enige die in de auto achterbleef?
A: En [betrokkene 7] .
V: Op het moment dat jullie bij de kerk komen wat gebeurt er dan? Is de auto met de Marokkanen eerder of later? Hoe is dit gegaan?
A: Ze kwamen 5 of 10 minuten later.
V: Met wat voor vervoermiddel kwamen de Marokkanen?
A: Met een Golf.
V: Hoeveel mensen stapten er uit de Golf?
A: 3 of 4.
A: Hun auto stopte niet bij ons. Die stond vrij ver weg. Misschien bij het huis maar niet bij ons.
V: Kon je de woning zien?
A: Ik heb het huis niet gezien. Ik heb niet gezien welk huis het was.
V: Hoe wist je dan dat het 150 meter was?
A: Dat vertelde [betrokkene 2] tegen mij. Hij zei: Ik ga hier bellen en we zitten hier 150 a 200 meter bij het huis vandaan.
A: [betrokkene 2] doet zaken met dit soort mensen.
V: Wat bedoel je met zaken doen?
A: Met Marokkanen Turken maakt hij vrienden.
V: Je zei net dat hij zaken doet met dit soort mensen?
A: Hij kent heel veel mensen en heeft heel veel vrienden.
A: Volgens mij is [betrokkene 7] een keer heel eventjes uitgestapt. Hij stond voor de auto. Maar hij heeft niemand iets gegeven.
A: Toen wij daar waren de eerste keer heeft [betrokkene 2] de kofferbak open gedaan en meteen dicht.
V: Je zegt de eerste keer...
A: Nee, dat was meteen toen we daar aankwamen op de plek. Toen heeft hij de kofferbak open gedaan en meteen weer dicht.
A: De eerste keer dat we op de plek kwamen toen werd de kofferbak open gedaan en meteen dicht.
V: Hoe lang heb je met [betrokkene 7] daar gestaan?
A: Ja, misschien 20-25 minuten.
V: Wat deden jullie ondertussen?
A: We zaten gewoon.
V: Er is geschoten op het slachtoffer.
A: Ik heb geen wapens gezien. We hoorden wel dat er geschoten werd. [betrokkene 2] kwam haastig naar ons toe en hij zegt er wordt binnen geschoten.
V: Wie had je nog meer zien lopen, rennen of op een andere manier?
A: Iedereen stapte in een auto en vertrok.
A: Volgens mij zette eerst de Marokkanen op het lopen.
A: Ik zag de auto voorbij rijden.
V: Wie zaten er in de auto toen hij voorbij reed?
A: Alleen de Marokkanen. Die anderen zijn in zijn eigen auto gestapt.
V: Vertel eens wie je zag lopen en begin bij [betrokkene 2] .
A: [betrokkene 5] en [betrokkene 6] zijn vertrokken. En de Marokkanen ook.
V: Heb je ze zien lopen, rijden of anders?
A: Ik heb de auto’s zien vertrekken. Iedereen heeft de auto gestart en ze zijn gaan rijden.
V: Welke auto’s reden er weg en hoe hard ging dit?
A: Het Golfje vertrok heel snel weg. Met hoge snelheid.
A: Iedereen eigenlijk. [betrokkene 2] stapte ook stevig op het gas.
A: En [betrokkene 5] . We waren bang dat de Turken achter ons aankomen.
A: [betrokkene 2] zei laten we weggaan voordat ze achter ons aankomen.
V: Jullie rijden allemaal sneller weg als anders. Hoe zijn jullie gereden?
A: Richting [plaats] . Wij reden een beetje met die twee auto’s, met [betrokkene 5] . Die anderen waren heel snel weg.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“3.2 Feiten
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 8] [betrokkene 9] , [betrokkene 9] , [betrokkene 5] , [betrokkene 7] , [verdachte] en [betrokkene 6] op 15 februari 2016 omstreeks 23.00 uur en later op 16 februari 2022 (de Hoge Raad leest: 2016) omstreeks 1.15 uur in [plaats] zijn geweest. Het plan was om in de woning aan het [a-straat 1] in te breken en hennep(toppen) te stelen. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij werd getipt door een Bulgaarse man, met de naam ‘ [naam] ’, dat de hennep in de woning oogstrijp was. [naam] was de man van één van de vrouwen die in voornoemde woning hennep had geknipt. Het plan werd, voorafgaand aan de uitvoer daarvan, besproken in een café in [plaats] , aldus [betrokkene 2] . Daarbij waren [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en de broers [betrokkene 8 en 9] aanwezig. Er zou zijn afgesproken dat er geen personen of honden in de betreffende woning aanwezig zouden zijn en dat er geen geweld zou worden gebruikt of wapens worden meegebracht.
Rond 23.30 uur werd de eerste ‘poging’ bij de woning aan het [a-straat 1] gedaan. Bij die gelegenheid zijn in ieder geval [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 8] [betrokkene 9] en [betrokkene 2] vanaf de parkeerplaats aan het [plein 2] naar het [a-straat 1] gelopen. Bij de woning hebben zij gecheckt of er iemand thuis was. Dit deden zij door bijvoorbeeld aan te bellen/te kloppen, tegen de deur te schoppen, om het huis te lopen en lawaai te maken. Een aantal minuten later liepen de mannen terug naar de parkeerplaats om daar in de auto te stappen. [betrokkene 8] zou, aldus één van de betrokkenen, hebben gezegd dat het te vroeg was om de woning binnen te gaan.
Later die avond, omstreeks 1.15 uur, zijn de verdachten teruggekeerd naar [plaats] en zijn [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 8] [betrokkene 9] , [betrokkene 9] , [betrokkene 5] , [verdachte] en [betrokkene 6] (opnieuw) naar de woning aan het [a-straat 1] gegaan. Zij namen twee schroevendraaiers en tie-wraps mee. Uit de auto werd ook een breekijzer gehaald. [betrokkene 4] heeft eerst met het breekijzer het raam van de woning proberen te openen. [betrokkene 3] heeft hem daarbij geholpen. Uiteindelijk is het raam geforceerd met een schroevendraaier. Vervolgens is [betrokkene 8] door het raam de woning binnengegaan en heeft de voordeur open gedaan voor de andere verdachten. [betrokkene 8] werd vervolgens binnen in de woning overlopen door de bewoner, [betrokkene 1] .
(...)
3.4
Medeplegen poging diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbend
(...)
Overweging
Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Het hof is van oordeel dat de verdachten in nauwe en bewuste samenwerking de poging tot diefstal hebben gepleegd. De verdachten waren daarbij allen op de hoogte van het plan: het inbreken en stelen van hennep(toppen) uit de woning aan het [a-straat 1] . Iedere verdachte had daar een intellectuele en/of materiële bijdrage aan.
In het bijzonder benoemt het hof hier de rol van de hennepknippers en/of de dragers van de tassen met hennep. De enkele omstandigheid dat de geplande diefstal van hennep uiteindelijk geen doorgang vond en dat het is gebleven bij een poging daartoe, doet niet af aan de rol die deze verdachten zouden innemen. Ook ten aanzien van hun gedragingen kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van verrichte gedragingen die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, nu deze naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Daarbij heeft het hof de omstandigheid betrokken dat de gedragingen van deze beoogde knippers c.q. dragers voldoende dicht bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen zowel in tijd en plaats, maar ook concreet daarop waren gericht. Verder heeft het hof de gedragingen van deze knippers c.q. dragers betrokken binnen het samenstel van alle gedragingen van de verdachten, dus met inbegrip van die van de andere deelnemers (vgl. HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:388). Het plan was om hennep te stelen en daarbij is het knippen van hennep en/of het dragen van tassen met hennep van dusdanig voldoende gewicht dat ook ten aanzien van die verdachten sprake is van medeplegen. Immers, deze rol is essentieel bij het uitvoeren van het plan en ook die verdachten zijn meegegaan naar [plaats] ter vervulling van hun rol. In het kort komt het erop neer dat alle verdachten deel uitmaakten van een en dezelfde doelgerichte dadergroep. De gemeenschappelijke intentie die uit de gezamenlijke gedragingen blijkt, is hier belangrijker dan het gewicht van de bijdrage die de individuele verdachte aan het voorgenomen misdrijf levert.
Gelet daarop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat alle verdachten tezamen en in vereniging met elkaar zich schuldig hebben gemaakt aan de poging tot diefstal met braak gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd.
(...)
Voor zover de verdediging heeft bepleit dat sprake is van medeplichtigheid aan de poging tot diefstal met braak, wordt dit weerlegd door hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen.”
2.3
Het hof heeft vastgesteld dat het plan bestond om in te breken en hennep te stelen. Uit de bewijsmiddelen volgt daarbij dat het aanvankelijke plan inhield dat een vrouw de deur van de woning zou opendoen, waarna de hennep zou worden geknipt en gestolen. Toen bleek dat de deur van de woning niet werd geopend, is op een gegeven moment gezegd dat een inbraak nodig was. Aan zijn oordeel dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen de poging tot diefstal heeft gepleegd, heeft het hof in zijn bewijsoverweging ten grondslag gelegd dat (onder anderen) de verdachte op de hoogte was van dit plan om in te breken en hennep te stelen. Uit de bewijsmiddelen volgt echter niet zonder meer dat de verdachte op de hoogte was van het aanvankelijke plan en ook niet dat hij op de hoogte is geraakt van het gewijzigde plan dat er zou worden ingebroken. Weliswaar houdt bewijsmiddel 8 in dat “iedereen” bij een parkeerplaats naast de kerk uit de auto is gestapt en met elkaar in gesprek ging, maar bewijsmiddel 14 houdt daarentegen niet meer in dan dat de verdachte is opgehaald om hennep te gaan knippen, dat hij is meegereden naar de plaats waar hij zou gaan werken, dat hij daar niet uit de auto is geweest en dat hij het huis waar geknipt moest gaan worden, niet heeft gezien. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het subsidiair en het meer subsidiair ten laste gelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 maart 2024.