ECLI:NL:HR:2024:493

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
22/00207
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekverlening in hoger beroep wegens detentie verdachte in het buitenland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor witwassen van een geldbedrag. De verdachte was niet verschenen op de terechtzitting in hoger beroep, omdat hij in het buitenland gedetineerd was in verband met een andere strafzaak. De dagvaarding was rechtsgeldig betekend, maar niet persoonlijk aan de verdachte overhandigd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam.

De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de dagvaarding geldig was betekend, er omstandigheden zijn die erop wijzen dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in het buitenland was gedetineerd, wat niet bekend was bij de rechter. Dit leidt tot de conclusie dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen onjuist was. De Hoge Raad benadrukt het grote belang van de aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak en biedt de verdachte de mogelijkheid om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te laten behandelen.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00207
Datum26 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 29 juli 2021, nummer 23-000955-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe aan dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in verband met een andere strafzaak in het buitenland was gedetineerd en dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1
Bij de stukken bevindt zich onder meer een akte van uitreiking die inhoudt dat de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 29 juli 2021 op 8 juli 2021 is uitgereikt aan de medewerker van het openbaar ministerie, omdat er op het in de basisregistratie personen (BRP) opgenomen adres van de verdachte niemand aanwezig of bereid was de dagvaarding aan te nemen.
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 juli 2021 houdt onder meer in:
“De verdachte, rechtsgeldig gedagvaard als
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [a-straat 1] , [plaats] ,
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman is ter terechtzitting aanwezig mr. T. de Haan, advocaat te Amsterdam, die desgevraagd meedeelt dat hij niet kan zeggen of de verdachte op de hoogte is van de zitting en dat hij niet gemachtigd is namens de verdachte de verdediging te voeren.
Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.”
2.2.3
In cassatie zijn – door aanhechting aan de schriftuur – enkele stukken overgelegd. De inhoud daarvan is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.3. Uit deze stukken volgt dat de verdachte van 29 december 2020 tot 14 september 2021 in [plaats] was gedetineerd.
2.3
Als de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de BRP, geldig is betekend (uitgereikt) en de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen en zijn bepaaldelijk gemachtigde raadsman ook niet, kan de rechter – behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel – uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4
Aan de herkomst en betrouwbaarheid van de stukken die in cassatie zijn overgelegd, behoeft in redelijkheid niet te worden getwijfeld. Uit die stukken moet worden afgeleid dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak in het buitenland was gedetineerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep van 29 juli 2021 te verschijnen rechtsgeldig maar niet in persoon is uitgereikt en op die terechtzitting geen bepaaldelijk gemachtigde raadsman aanwezig was, is de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek op de terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist. Wegens het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet de verdachte de mogelijkheid worden geboden om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5
Het cassatiemiddel is dus terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 maart 2024.