ECLI:NL:HR:2024:462

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
23/01087
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigening en schadeloosstelling bij aanleg van spoorbanen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende onteigening in het kader van de aanleg van extra spoorbanen en een railinzetplaats. De eisers, gezamenlijk aangeduid als [de onteigende], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. Dit vonnis had betrekking op de schadeloosstelling die aan hen was toegekend, waarbij zij betoogden dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met de nadelige gevolgen van een hekwerk dat zich buiten het onteigende terrein bevond. Daarnaast werd er geklaagd over een onjuiste waardering van de handelsvoorraad en het niet toekennen van BTW over de schadeloosstelling.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van ProRail zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien de eisers deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoen. Aan de zijde van Van den Berg c.s. zijn de kosten begroot op nihil.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01087
Datum22 maart 2024
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [eiseres 2] B.V,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [de onteigende] ,
advocaat: R.R. Oudijk,
tegen
1. PRORAIL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ProRail,
advocaat: N.E. Groeneveld-Tijssens,
2. Jan Peter VAN DEN BERG, in hoedanigheid van vereffenaar van de vennootschap in liquidatie Havier B.V.,
kantoorhoudende te Den Haag,
3. CUMBERLAND INVESTMENTS DESIGNATED ACTIVITY COMPANY,
gevestigd te Dublin, Ierland,
4. [verweerder 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: Van den Berg c.s.
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaken C/09/594667 / HA ZA 20-584, C/09/594675 / HA ZA 20-586 en C/09/594682 / HA ZA 20-587 van de rechtbank Den Haag van 16 december 2020 en 25 januari 2023.
[de onteigende] hebben tegen het vonnis van de rechtbank van 25 januari 2023 beroep in cassatie ingesteld.
ProRail heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
Tegen Van den Berg c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [de onteigende] en ProRail toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [de onteigende] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de onteigende] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ProRail begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de onteigende] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan, en aan de zijde van Van den Berg c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
22 maart 2024.