ECLI:NL:HR:2024:461

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
23/01277
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie inzake gekwalificeerde doodslag en vuurwapenbezit in Sint Maarten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een schietpartij die plaatsvond in Sint Maarten in 2019, waarbij de verdachte een ander met een vuurwapen in de rug heeft geschoten, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van gekwalificeerde doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, zoals vastgelegd in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Vuurwapenverordening.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die onder andere betrekking hadden op de bewijsklachten met betrekking tot het opzet op levensberoving en het medeplegen van gekwalificeerde doodslag. Daarnaast werd er een klacht ingediend over het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de raadsman van de verdachte heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusie.

Na beoordeling van de klachten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01277 C
Datum26 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 6 maart 2023, nummer H 140/2020, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 maart 2024.