ECLI:NL:HR:2024:460

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
23/00906
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in strafzaak betreffende schietpartij in Curaçao met dodelijke afloop

In deze zaak gaat het om een schietpartij die plaatsvond in Curaçao in 2019, waarbij de verdachte veertien kogels afvuurde op een slachtoffer dat een relatie had met de partner van de verdachte. Tijdens deze schietpartij werd ook een klant van een nabijgelegen snackbar dodelijk getroffen en raakte een passerende auto. De verdachte heeft vervolgens ook op een politieman geschoten die probeerde te voorkomen dat hij met een medeverdachte zou ontsnappen. De zaak betreft onder andere de tenlastelegging van (poging tot) moord en poging tot doodslag. De Hoge Raad heeft in deze cassatiezaak de klachten van de verdachte beoordeeld, waaronder de vraag of het hof een evidente verschrijving in de tenlastelegging mocht verbeteren. Daarnaast zijn er rechtsklachten en motiveringsklachten ingediend met betrekking tot het voorwaardelijk opzet op de dood van de klant van de snackbar en de bestuurder van de auto. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en heeft het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00906 C
Datum26 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 22 december 2022, nummer H 62/2021, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 maart 2024.