Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
26 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1976, was betrokken bij de verkoop van XTC-pillen en de handel in hennep en hasjiesj. De zaak betreft onder andere de vraag of het hof had moeten beslissen op een verzoek tot het horen van getuigen met betrekking tot de handel in verdovende middelen. Daarnaast zijn er bewijsklachten ingediend over de opzettelijke aanwezigheid van een grote hoeveelheid hasjiesj in de woning van de verdachte en een kleinere hoeveelheid in zijn shisha lounge. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.