Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
26 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 21 juli 2023 is gewezen. De verdachte, geboren in 1984, is beschuldigd van mishandeling en poging tot doodslag. De feiten hebben plaatsgevonden in 2022 in Helmond, waar de verdachte zijn vriendin in haar woning heeft mishandeld door haar tegen het hoofd te slaan en haar keel dicht te knijpen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan op 26 maart 2024, waarbij de vice-president M.J. Borgers als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.