Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
16 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 juni 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, was in hoger beroep veroordeeld voor afpersing en dwang, beide meermalen gepleegd. De verdediging had in hoger beroep verzocht om het horen van zes getuigen, maar dit verzoek werd door het hof afgewezen. De verdachte stelde dat deze afwijzing zijn verdediging had geschaad. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld, maar oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad motiveerde niet verder waarom dit oordeel was gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.