ECLI:NL:HR:2024:41

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
22/03809
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontucht met minderjarige en vormverzuim bij opvragen telefoonverkeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een 30-jarige verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een 14-jarig meisje, in strijd met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat er sprake was van een vormverzuim, omdat historische gegevens omtrent zijn telefoonverkeer zonder voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie waren opgevraagd en onderzocht, in strijd met artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de verdachte niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03809
Datum23 januari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 oktober 2022, nummer 21-001154-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 januari 2024.