Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
8 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van betrokkene, die in beroep ging tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 6 juli 2023 een beschikking gegeven in een zaak betreffende een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat G.E.M. Later, stelde dat de burgemeester van de gemeente Haarlem, die als verweerder optrad, niet voldoende had voldaan aan de hoorplicht bij nieuwe informatie die was aangedragen. De burgemeester, vertegenwoordigd door advocaat R.D. Boesveld, verzocht de Hoge Raad om het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers adviseerde eveneens tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van betrokkene verworpen.