ECLI:NL:HR:2024:307

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
23/00477
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep na indienen van appelschriftuur

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 2002, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een alarm-/startpistool en knalpatronen. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat hij geen schriftuur met grieven had ingediend en niet ter terechtzitting was verschenen. Echter, de Hoge Raad constateerde dat er wel degelijk een appelschriftuur was ingediend door de raadsman van de verdachte, A.G. de Jong, op 4 januari 2022. Deze schriftuur was door de griffie van de rechtbank Rotterdam ontvangen op 12 januari 2022, maar het hof had hier geen acht op geslagen.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat er geen schriftuur met grieven was ingediend. Dit oordeel was niet zonder meer begrijpelijk, gezien de aanwezigheid van de appelschriftuur in de stukken. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad volgde deze conclusie en vernietigde de uitspraak van het hof, waarbij de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het zorgvuldig behandelen van ingediende stukken in hoger beroep en de rechten van de verdachte in het strafproces. De Hoge Raad heeft hiermee de weg vrijgemaakt voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep, waarbij de grieven van de verdachte alsnog aan de orde kunnen komen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00477
Datum5 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 januari 2023, nummer 22-000037-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.G. de Jong, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel keert zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte door het hof in het hoger beroep.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte - bij verstek - niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe overwogen:

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte heeft geen schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Hij is niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen en heeft zijn - wel verschenen - raadsvrouw niet gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren, zodat evenmin mondeling bezwaren tegen het vonnis zijn opgegeven.
Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.”
2.2.2
Bij de stukken bevindt zich een appelschriftuur waarop een barcodesticker is aangebracht. Blijkens de datumstempel rechtsboven op deze appelschriftuur is het stuk op 12 januari (de Hoge Raad begrijpt:) 2022 door de griffie van de rechtbank Rotterdam ontvangen. Dit stuk houdt in:
“Inzake: [verdachte] / OM HB
Uw kenmerk: 10-250354-21
Ons kenmerk: BdJ 22.002
Den Haag, 11 januari 2022
APPELSCHRIFTUUR
Edelachtbare Heer / Vrouwe,
Op 4 januari 2022 is namens cliënt, [verdachte], geboren op [geboortedatum] 2002, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter van 21 december 2021. Bijgaand treft u een kopie aan van de akte instellen rechtsmiddel. Hiermede stel ik mij als raadsman van cliënt in de strafzaak in hoger beroep. Cliënt heeft mij uitdrukkelijk gemachtigd onderhavige appèlschriftuur in te dienen.
De grieven van cliënt tegen het vonnis van de Politierechter houden in dat cliënt stelt onschuldig te zijn aan het aan hem verweten feit. Ten onrechte heeft de Rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Evenmin is cliënt het eens met de hoogte van de hem opgelegde straf en de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
Met vriendelijke groet,
[handtekening]
A.G. (Bram) de Jong
Advocaat
Bijlage: akte instellen hoger beroep”
2.3
Gelet op het voorgaande is het oordeel van het hof dat door of namens de verdachte geen schriftuur houdende grieven is ingediend en dat de verdachte mede daarom op de voet van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, niet zonder meer begrijpelijk.
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 maart 2024.