ECLI:NL:HR:2024:304

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
22/02247
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake beslag op snorfiets in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de klaagster, die een klaagschrift had ingediend tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op een snorfiets die toebehoorde aan de zoon van de klaagster, in het kader van een verdenking tegen die zoon van rijden zonder geldig rijbewijs. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klaagster geen belang meer heeft bij het cassatieberoep, omdat de beslissing over het beslag in de strafzaak tegen haar zoon reeds was genomen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De beschikking van de Hoge Raad is gegeven door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02247 B
Datum26 maart 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 juni 2022, nummer RK 22/006461, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.1 tot en met 2.5.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 maart 2024.