ECLI:NL:HR:2024:283
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 februari 2022, nummer 20/00858. Dit hoger beroep volgde op een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nummer LEE 19/3298) die betrekking had op een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014. Daarnaast ging het om een boetebeschikking en een beschikking inzake belastingrente die aan belanghebbende waren opgelegd.
De belanghebbende, vertegenwoordigd door W.W. van Smeden, heeft zijn bezwaren tegen de uitspraak van het Hof in cassatie gebracht. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbende, heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 23 februari 2024 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.