ECLI:NL:HR:2024:269

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
22/00312
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldigheid van oproeping voor terechtzitting in hoger beroep en verblijfplaats van betrokkene

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 24 januari 2022. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de betrokkene, geboren in 1986. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat M.P.M. Balemans een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.

De kern van het geschil betreft de rechtsgeldigheid van de oproeping van de betrokkene voor de terechtzitting in hoger beroep. Het hof had geoordeeld dat de oproeping rechtsgeldig was betekend, maar het cassatiemiddel klaagde hierover. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de oproeping had moeten worden betekend op het adres dat in een bevel van de rechter-commissaris was genoemd, maar dat deze aanbieding niet heeft plaatsgevonden. Hierdoor is het oordeel van het hof onjuist bevonden.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard en de uitspraak van het hof vernietigd. De betekening van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep is nietig verklaard, wat betekent dat de procedure opnieuw moet worden bekeken met inachtneming van de juiste verblijfplaats van de betrokkene.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00312 P
Datum27 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 24 januari 2022, nummer 22-001306-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene ] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietigverklaring van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de oproeping van de betrokkene voor de terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2022 rechtsgeldig is betekend.
2.2.1
Het procesverloop is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 6 tot en met 12. Voor de beoordeling in cassatie zijn in het bijzonder de volgende stukken van belang:
a. een Informatiestaat SKDB-persoon van 2 december 2021 die inhoudt dat de betrokkene niet was gedetineerd en dat hij met ingang van 12 juni 2019 als niet-ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven op het adres [a-straat 1] in [plaats] . Verder vermeldt deze Informatiestaat als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [b-straat 1] , [plaats] (registratiedatum: 23 november 2021);
b. een oproeping van de betrokkene van 2 december 2021 met parketnummer 22-001306-19 om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2022;
c. een akte van uitreiking van 2 december 2021 die inhoudt dat de onder b. genoemde oproeping is uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie en dat een afschrift is verzonden naar het adres [a-straat 1] in [plaats] ;
d. een kopie van de oproeping van de betrokkene van 2 december 2021 om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2022 die is verzonden aan het adres [b-straat 2] , [plaats] .
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2022 houdt in dat de betrokkene en zijn raadsman niet zijn verschenen en dat het hof verstek heeft verleend tegen de betrokkene.
2.2.3
Het arrest van het hof houdt onder meer het volgende in:
“Het hof constateert dat de betrokkene niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, terwijl de oproeping rechtsgeldig is betekend. Er is evenmin een advocaat ter terechtzitting verschenen namens hem.
Kort voor aanvang van de terechtzitting van 24 januari 2022 is de betrokkene (kennelijk) gewisseld van advocaat, blijkens een emailbericht van de toenmalige raadsvrouw. Die (nieuwe) raadsman heeft vervolgens geen stelbrief aan het hof verzonden. Ter terechtzitting van het hof is telefonisch contact geweest met deze raadsman die meedeelde niet op de hoogte te zijn van de zitting.
Het hof is van oordeel dat het - mede in aanmerking genomen dat op de betrokkene de verantwoordelijkheid rust om het door hem ingestelde rechtsmiddel daadwerkelijk te effectueren - op de weg van de betrokkene ligt, en had gelegen, om contact op te nemen met zijn nieuwe advocaat en dat het in de invloed- en risicosfeer van de betrokkene ligt dat de overdracht van de verdediging goed verloopt.
Het hof neemt voorts in overweging dat de zaak eerder op zitting heeft gestaan op 13 juli 2021 en dat de inhoudelijke behandeling van de zaak destijds op verzoek van de verdediging is aangehouden, aangezien de vorige advocaat van de betrokkene de verdediging had overgenomen van haar kantoorgenoot en zij niet beschikte over de stukken en de contactgegevens van de betrokkene.
Uit de administratie van het hof is gebleken dat op 14 september 2021 de advocaatstukken zijn verstrekt aan de vorige advocaat van de betrokkene. Op 13 oktober 2021 is de vorige advocaat van de betrokkene akkoord gegaan met de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van heden.
Het hof constateert dat de oproepingen op rechtsgeldige wijze zijn gedaan.”
2.2.4
Bij de cassatieschriftuur is een kopie gevoegd van het ‘bevel schorsing overleveringsbewaring’ van 24 november 2021, van de rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/752298-21. Dit bevel houdt onder meer in:
“Naam: [betrokkene ]
Voornamen: [betrokkene ]
Geboren op: [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats]
Woonplaats: ZVW
(...)
De rechter-commissaris heeft op 24 november 2021 de inbewaringstelling van de opgeëiste persoon bevolen.
(...)
De rechter-commissaris acht termen aanwezig om de overleveringsbewaring te schorsen nu de opgeëiste persoon zich bereid heeft verklaard tot nakoming van de na te melden voorwaarden;
BESCHIKKENDE:
De rechter-commissaris beveelt de schorsing van de overleveringsbewaring van de opgeëiste persoon met ingang van 24 november 2021, tot het moment waarop de rechtbank over de gevangenhouding heeft beslist, maar niet voordat hij zijn Hongarije paspoort en/of ieder (...) ander reisdocument [heeft] ingeleverd bij de officier van justitie. Aan de schorsing zijn de volgende voorwaarden verbonden:
(...)
3. de opgeëiste persoon zal verblijven op het adres [c-staat 1] , te [plaats] ;
4. de opgeëiste persoon zal de rechter-commissaris en de officier van justitie schriftelijk van iedere adreswijziging op de hoogte stellen;
5. de opgeëiste persoon zal Nederland niet verlaten.”
2.3
Artikel 36e lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) luidt:
“De uitreiking van de gerechtelijke mededeling, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, geschiedt:
(...)
b. aan alle anderen: in persoon of indien betekening in persoon niet is voorgeschreven en de mededeling in Nederland wordt aangeboden:
1°. aan het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, dan wel,
2°. indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, aan de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde.”
2.4
Op grond van de in cassatie overgelegde kopie van het bevel van de rechter-commissaris van 24 november 2021 – aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet hoeft te worden getwijfeld – moet bij de beoordeling van het cassatiemiddel ervan worden uitgegaan dat in deze zaak, toen de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2022 werd betekend, het adres [c-staat 1] in [plaats] als verblijfplaats van de betrokkene in de zin van artikel 36e lid 1, aanhef en onder b sub 2°, Sv had te gelden en dat dus, achteraf bezien, de aanbieding van de oproeping op dat in het bevel van de rechter-commissaris genoemde adres had moeten plaatsvinden. Die aanbieding heeft, gelet op de onder 2.2.1 weergegeven stukken, echter niet plaatsgevonden. Gelet hierop is het oordeel van het hof dat de oproeping van de betrokkene voor de terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2022 rechtsgeldig is betekend, onjuist.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- verklaart de betekening van de oproeping van de betrokkene in hoger beroep om te verschijnen op de terechtzitting van het hof van 24 januari 2022 nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 februari 2024.