Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
27 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer van een auto, ingediend op basis van artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door advocaten J. Kuijper en M.W. Stoet, hebben cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Rotterdam.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen openbare behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de vereisten van artikel 552f lid 4 Sv. De rechtbank had de beslissing genomen “om proceseconomische redenen” zonder een openbaar onderzoek in raadkamer. Dit verzuim leidt tot de nietigheid van de bestreden beschikking. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatiemiddel slaagt en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de procedurele vereisten in het strafrecht, met name de noodzaak van een openbare behandeling in raadkamer, zoals voorgeschreven door de wet. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechten van de betrokken partijen in het strafproces.