ECLI:NL:HR:2024:267

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
23/01407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beschikking wegens niet-naleving van openbare behandeling in raadkamer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer van een auto, ingediend op basis van artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door advocaten J. Kuijper en M.W. Stoet, hebben cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Rotterdam.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen openbare behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de vereisten van artikel 552f lid 4 Sv. De rechtbank had de beslissing genomen “om proceseconomische redenen” zonder een openbaar onderzoek in raadkamer. Dit verzuim leidt tot de nietigheid van de bestreden beschikking. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatiemiddel slaagt en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de procedurele vereisten in het strafrecht, met name de noodzaak van een openbare behandeling in raadkamer, zoals voorgeschreven door de wet. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechten van de betrokken partijen in het strafproces.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01407 B
Datum27 februari 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2023, nummer RK 22/027899, op een vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak
van
[belanghebbende 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
en
[belanghebbende 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de belanghebbenden.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de belanghebbenden. Namens deze hebben J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, en M.W. Stoet, advocaat te ’s–Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Rotterdam, teneinde opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat geen openbare behandeling van de vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) heeft plaatsgevonden.
2.2
Bij de stukken bevindt zich geen proces-verbaal van een behandeling van de vordering door de raadkamer. Bij die stukken bevindt zich wel een brief van de rechtbank van 19 april 2023. Die brief houdt in dat de beslissing in deze zaak “om proceseconomische redenen” zonder een openbaar onderzoek in raadkamer is gegeven.
2.3
Op grond van artikel 23 lid 2 Sv moeten door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Op grond van artikel 552f lid 4 Sv moet de vordering tijdens een openbare raadkamerzitting worden behandeld.
2.4
Uit wat onder 2.2 is weergegeven volgt dat geen openbare raadkamerzitting heeft plaatsgehad. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de bestreden beschikking.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 februari 2024.