ECLI:NL:HR:2024:26

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
22/04526
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling met vuurwapen, hennepteelt en bezit van hennep en stroomstootwapen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 30 november 2022 is gewezen. De verdachte, geboren in 1987, is beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag op zijn zus, zwager en hun minderjarige kinderen, en vernieling van eigendommen door met een vuurwapen door de brievenbus van hun woning te schieten. Daarnaast wordt de verdachte verweten voorbereidingshandelingen te hebben verricht voor bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt, het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en het aanwezig hebben van 1.130 gram hennep.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 30 januari 2024, waarbij de vice-president V. van den Brink als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04526
Datum30 januari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2022, nummer 21-001137-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, een schriftuur en een aanvulling op de toelichting van de schriftuur ingediend. De schriftuur en de aanvulling zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 januari 2024.