Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
27 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1972, was beschuldigd van vernieling en poging tot zware mishandeling door met zijn auto met aanzienlijke snelheid achteruit te rijden tegen stilstaande voertuigen. Daarnaast werd de verdachte verweten de plaats van het ongeval te hebben verlaten. De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen, waaronder de vraag of de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en of het hof de gezondheidssituatie van de verdachte, namelijk darmkanker, als een onderbouwd standpunt over de op te leggen straf had moeten beschouwen. Ook werd de vordering van de benadeelde partij besproken, waarbij de vraag aan de orde kwam of er voldoende bewijs was dat de benadeelde partij schade had geleden als gevolg van de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, zonder verdere motivering, aangezien de vragen niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.