ECLI:NL:HR:2024:199
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak van de Rechtbank Den Haag inzake belastingaanslagen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 12 mei 2023, waarin het verzet van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank van 22 december 2022 werd behandeld. Deze eerdere uitspraken betroffen de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringen voor het jaar 2019.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Rechtbank niet kunnen slagen. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 9 februari 2024, en het arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.