ECLI:NL:HR:2024:1919
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 juni 2024, nr. BK-23/39. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 27 september 2024 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief is afgehaald, maar het griffierecht is niet betaald.
Op 28 oktober 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook per e-mail verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.