ECLI:NL:HR:2024:1894

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/00920
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verjaring van verbeurde dwangsommen in huurgeschil

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een huurgeschil tussen OK Oliecentrale B.V. en een huurder, aangeduid als [verweerder]. De zaak betreft de verjaring van verbeurde dwangsommen die zijn opgelegd aan OK voor het niet tijdig herstellen van gebreken aan een gehuurd tankstation. De kantonrechter had OK veroordeeld tot herstel van de gebreken binnen drie maanden, met een dwangsom van € 5.000 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 200.000. In hoger beroep vorderde [verweerder] betaling van de verbeurde dwangsommen, omdat de gebreken niet tijdig waren verholpen. Het hof oordeelde dat OK € 50.000 aan dwangsommen moest betalen, maar het middel in cassatie betoogde dat het hof niet had ingegaan op het verweer van OK dat de dwangsommen waren verjaard op basis van artikel 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit verweer niet had meegenomen in zijn beslissing, waardoor het oordeel van het hof ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden gereserveerd, met een begroting van de kosten aan de zijde van OK op € 3.019,16 aan verschotten en € 2.600 voor salaris, terwijl de kosten aan de zijde van [verweerder] op nihil werden begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00920
Datum20 december 2024
ARREST
In de zaak van
OK OLIECENTRALE B.V.,
gevestigd te Breda,
EISERES tot cassatie,
hierna: OK,
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
1. [verweerder],
wonende te [woonplaats],
2. V.O.F. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerster 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [verweerster 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [verweerster 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna in enkelvoud: [verweerder],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 8922076 CV 20-4884 van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 10 februari 2021 en 10 november 2021;
b. de arresten in de zaak 200.306.233 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2023 en 19 december 2023.
OK heeft tegen het arrest van het hof van 19 december 2023 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.1. Deze komen samengevat op het volgende neer.
(i) [verweerder] exploiteert een tankstation dat hij huurt van OK.
(ii) [verweerder] heeft bij OK gebreken aan het gehuurde gemeld die OK volgens [verweerder] moet herstellen.
2.2
In deze procedure vordert [verweerder] onder meer OK te veroordelen de gebreken aan het gehuurde te herstellen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.3
De kantonrechter heeft OK veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van het vonnis de daarin genoemde gebreken deugdelijk te herstellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag met een maximum van € 200.000,--.
2.4
In hoger beroep heeft [verweerder] betaling van de verbeurde dwangsommen gevorderd, omdat de gebreken niet tijdig zijn verholpen. Het hof [1] heeft OK veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van € 50.000,-- wegens verbeurde dwangsommen. Daartoe heeft het hof overwogen:

gevolgen van de gebreken; dwangsommen verbeurd
3.25.
[verweerder] heeft betaling van dwangsommen gevorderd omdat de gebreken niet tijdig zijn verholpen. De kantonrechter heeft OK veroordeeld om de gebreken binnen drie maanden na betekening van het vonnis te herstellen. Anders verbeurt OK een dwangsom van € 5.000,- per dag dat zij te laat is met herstel. Het maximum van de dwangsommen voor alle acht gebreken tezamen bedraagt € 200.000,-. Zoals hiervoor overwogen heeft OK niet alle gebreken tijdig geheel verholpen. Wel zijn er aan de luifel, de bestrating, de afvoer en het dak werkzaamheden verricht naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter.
Aangezien al na 40 dagen het maximum is bereikt en vier van de acht gebreken niet binnen
die tijd geheel zijn verholpen, acht het hof dwangsommen voor de helft van de gebreken verbeurd, waarbij die gebreken deels zijn verholpen zodat dwangsommen zijn verbeurd tot een bedrag van € 50.000,-. Het hof zal OK dan ook veroordelen tot betaling daarvan. Daarmee is de veroordeling van de kantonrechter tot het betalen van de dwangsommen ‘uitgeput’. Aangezien uit het voorgaande volgt dat de gebreken niet alle zijn verholpen, zal het hof de vordering tot herstel van de gebreken van [verweerder] toewijzen. Wel beperkt het hof dat tot de luifel, het straatwerk en de afvoeren, omdat het dak inmiddels is vervangen. Ook zal het hof de dwangsommen beperken, gelet op de relatieve ernst van de gebreken en de werkzaamheden die al zijn verricht.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt dat het hof zijn oordeel in rov. 3.25 dat OK dwangsommen heeft verbeurd tot een bedrag van € 50.000,-- ontoereikend heeft gemotiveerd. Het hof heeft in dat oordeel niet kenbaar betrokken het verweer van OK dat de verbeurde dwangsommen ingevolge art. 611g Rv zijn verjaard, aldus het middel.
3.2
Het middel slaagt. De stukken van het geding in hoger beroep laten geen andere conclusie toe dan dat OK zich erop heeft beroepen dat de vordering van [verweerder] tot betaling van verbeurde dwangsommen ingevolge art. 611g Rv is verjaard. Het hof kon deze vordering niet toewijzen zonder kenbaar op dit verweer van OK in te gaan.
3.3
Nu [verweerder] de bestreden beslissing niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 december 2023;
- verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
- reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
- begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van OK op € 3.019,16 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van [verweerder] op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren A.E.B. ter Heide en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
20 december 2024.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:10765.