ECLI:NL:HR:2024:186

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
22/04421
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en wegmaken van lijk in Siddeburen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 november 2022. De verdachte, geboren in 1948, was betrokken bij de doodslag op zijn echtgenote in 2010 in Siddeburen, waarbij hij beschuldigd werd van het uitoefenen van geweld op haar hoofd en/of lichaam, wat leidde tot haar overlijden. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het wegmaken van het lichaam van zijn echtgenote, met als doel sporen van levensberoving te wissen en het onderzoek naar haar verdwijning te bemoeilijken.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die waren ingediend door zijn advocaat J. Boksem. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04421
Datum13 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 november 2022, nummer 21-001720-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 februari 2024.