ECLI:NL:HR:2024:1857

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
24/02825
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie ingesteld door R.A.A. van de Mortel tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 juni 2024, nummer BRE 23/2785. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift op 21 augustus 2024 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. Deze brief is afgeleverd op het opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan. Op 25 september 2024 heeft de griffier de indiener opnieuw in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar de indiener heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2024.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02825
Datum13 december 2024
ARREST
op het door R.A.A. van de Mortel ingestelde beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 juni 2024, nr. BRE 23/2785 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 21 augustus 2024 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 25 september 2024 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.