Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
6 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 maart 2023. De zaak betreft een verdachte die in 2018 betrokken was bij de dood van een persoon, wiens lichaam in een plastic opblaaszwembad was aangetroffen, gewikkeld in touwen, kabels en kabelbinders. De verdachte werd beschuldigd van doodslag (artikel 287 Sr) en het wegmaken van een lijk (artikel 151 Sr). De verdediging voerde aan dat het slachtoffer mogelijk was overleden door wurgseks en dat de ribbreuken het gevolg waren van een mislukte poging tot reanimatie, een scenario dat het hof als niet aannemelijk heeft beoordeeld. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte beoordeeld, maar oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.