ECLI:NL:HR:2024:1839

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
23/02217
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van verkrachting en bewijsvoering omtrent weerloze toestand van slachtoffer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verdachte, geboren in 2000, die samen met medeverdachten op 14 januari 2020 in de woning van de verdachte betrokken was bij de verkrachting van een slachtoffer. Het slachtoffer werd door de verdachten buiten bewustzijn geslagen, waarna seksuele handelingen met haar zijn verricht. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer in een weerloze toestand hebben gebracht, waardoor zij niet in staat was om weerstand te bieden. De Hoge Raad heeft de bewijsvoering van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat het hof toereikend heeft gemotiveerd dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer in een weerloze toestand heeft gebracht, wat leidde tot de bewezenverklaarde seksuele handelingen. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte verworpen, evenals het cassatiemiddel van de benadeelde partij, en de uitspraak van het hof bevestigd. De zaak heeft ook samenhang met andere niet gepubliceerde zaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02217
Datum10 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2023, nummer 21-005109-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
Namens de benadeelde partij heeft M.M. Veldhuysen, advocaat in Zwolle , bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De raadsman van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft bij conclusie van 10 september 2024 geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan. Bij aanvullende conclusie van 12 november 2024 heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat het middel van de benadeelde partij faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het opzet van de verdachte was gericht op het brengen van het slachtoffer in een weerloze en/of afhankelijke toestand waardoor zij werd gedwongen de bewezenverklaarde seksuele gedragingen te ondergaan. Het klaagt in het bijzonder dat uit de bewijsvoering niet volgt dat de bewezenverklaarde feitelijkheden en/of het bewezenverklaarde geweld voorafgingen aan de seksuele handelingen met het slachtoffer, zodat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de weerloze toestand waarin het slachtoffer zich na het op haar uitgeoefende geweld bevond.
2.2.1
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd met aanvulling van gronden. In dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 14 januari 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2002) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door:
- meermalen, zijn penis in de mond en/of de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] zijn penis laten betasten en/of aftrekken van zijn penis,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer] in/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt, waardoor die [slachtoffer] buiten bewustzijn is geraakt en/of geen weerstand (meer) kon bieden en/of
- de riem en/of broek en/of (boven)kleding van die [slachtoffer] heeft/hebben uitgedaan en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in het gezicht heeft getikt en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft gefilmd en/of
- (hierbij) misbruik heeft/hebben gemaakt van het fysieke en/of numerieke en/of feitelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] , waardoor verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] in een weerloze en/of afhankelijke toestand heeft/hebben gebracht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende in het bevestigde vonnis opgenomen bewijsmiddelen:
“Een proces-verbaal van bevindingen 24 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
Op donderdag 16 januari 2020 heb ik, verbalisant, gebeld met [getuige 2] . Hij zou volgens [slachtoffer] een filmpje hebben gezien waarop te zien was dat [slachtoffer] in elkaar werd geslagen en verkracht werd. (..)
V: Wij zouden je graag hierover willen horen, want wij hebben begrepen dat jij het een en ander hebt gezien en willen jou graag hierover als getuigen horen.
A: Ja klopt, maar dat heb ik al tegen [slachtoffer] verteld en wil er verder niks mee.
V: Wat heb je precies tegen [slachtoffer] verteld?
A: Dat ik zag dat ze knock out werd geslagen door een onbekende jongen. Daarna werd er over haar gezicht geaaid en geduwd. Ook zag ik dat er een voet over haar gezicht wreef. Ik had al gehoord van [slachtoffer] dat ze daardoor blauwe plekken had gekregen en ook dat ze aardig wat alcohol had gedronken. Ik zag daarna dat ze een lul in haar mond kreeg en dat hij daarna boven op haar ging zitten en dat ze toen gingen vrijen.
V: Wie deed zijn lul in haar mond?
A: [verdachte]
V: Wie ging er bovenop haar zitten?
A: [verdachte] .
V: Waren er nog meer die dit bij haar deden?
A: Nee, die onbekende jongen had haar knock out geslagen.
V: Waar was dit gebeurd, bank, grond, ergens anders?
A: Op een bed.
V: Hoe lag [slachtoffer] dan?
A: [slachtoffer] lag op haar buik en hij deed haar van achteren.
Een proces-verbaal van bevindingen 21 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
Op donderdag 16 januari 2020 omstreeks 17:15 uur sprak ik, verbalisant, telefonisch met getuige [getuige 4] . (..)
[getuige 4] verklaart dat hij via [getuige 2] een filmpje heeft gezien, waarop te zien is dat [slachtoffer] mishandeld en verkracht werd. Die vriend van [getuige 2] zou gebeld zijn via Face-time en op de beelden van dat videogesprek zag [getuige 4] dat een meisje werd verkracht. De vriend van [getuige 2] heeft toen een filmopname gemaakt van dat videogesprek.”
2.2.3
Het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank houdt over deze bewezenverklaring verder onder meer in:
“4.1 Inleiding
Op 17 januari 2020 heeft [slachtoffer] (hierna verder genoemd [slachtoffer] ) een verklaring bij de politie afgelegd, dat zij op 14 januari 2020 naar de woning van verdachte [verdachte] (hierna verder genoemd [verdachte] /verdachte) aan de [a-straat 1] te [plaats] is gegaan. Aldaar waren op dat moment ook de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna verder genoemd [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] , roepnaam [medeverdachte 2] , (hierna verder genoemd [medeverdachte 2] ) aanwezig. [slachtoffer] heeft verklaard dat later nog een vierde jongen, te weten [betrokkene 1] (hierna verder genoemd [betrokkene 1] ), de woning heeft betreden. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij deze [betrokkene 1] heeft geslagen, waarna hij haar heeft geslagen. Vanaf dat moment heeft [slachtoffer] geen herinneringen meer aan de avond tot het moment dat zij bijkwam op de bank in de woning.
[slachtoffer] heeft verklaard zij de volgende dag een telefoontje kreeg van [getuige 2] die vertelde dat hij een filmpje had gezien waarop te zien was dat [slachtoffer] buiten bewustzijn was en jongens haar verkrachtten. [slachtoffer] kan zich hier niets van herinneren.
De moeder van [slachtoffer] heeft op 21 januari 2020 namens [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting. In totaal zijn uiteindelijk de vier genoemde verdachten aangehouden. Verdachte was één van hen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 januari 2020 in de avond samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de woning van zijn vader was en dat ook [slachtoffer] daar was. Verdachte heeft verklaard dat hij in de slaapkamer seks met [slachtoffer] heeft gehad. Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben seks met [slachtoffer] gehad. Er was sprake van gelijktijdige seks. Dit was volgens verdachte vrijwillig.
(...)
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] op de avond van 14 januari 2020 in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] is geweest samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat zij na afloop van de avond pijn had aan haar gezicht en zich niets meer kon herinneren van wat er in de woning precies is gebeurd.
Voorts kan op basis van de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden vastgesteld dat zij die avond op een bepaald moment in de slaapkamer alle drie seks met [slachtoffer] hebben gehad, bestaande uit pijpen, neuken en aftrekken, waarbij deze seks ook gelijktijdig heeft plaatsgevonden.
De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is of deze seks met [slachtoffer] al dan niet vrijwillig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevindt zich de getuigenverklaring van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat zij in de avond van 14 januari 2020 in de woning van verdachte was, samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] is voorts gebleken dat zij op een moment bewusteloos is geraakt, op de bank weer is bijgekomen en dat zij zich van de avond niets meer kan herinneren. [slachtoffer] had bij thuiskomst een blauw oog en zij heeft verklaard dat zij pijn had.
Voorts bevindt zich in het dossier de getuigenverklaring van [getuige 3] , de vriendin van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] haar op de avond van 14 januari 2020 rond 23:00 uur facetimede en dat [slachtoffer] helemaal in paniek was en aan het huilen was. Tevens vertelde [slachtoffer] dat ze veel pijn had aan haar gezicht en aan haar nagels en dat ze was geslagen. Uit de getuigenverklaring van [getuige 3] is voorts gebleken dat [getuige 3] samen met haar moeder naar [slachtoffer] is gaan zoeken en zij haar op straat tegenkwamen en dat [slachtoffer] toen in paniek was, hard aan het huilen was en een blauw oog had. Binnen bij de moeder van [slachtoffer] zei [slachtoffer] steeds ‘ik weet het niet meer’.
In het dossier bevindt zich tevens de getuigenverklaring van [getuige 1] , het ex-vriendje van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat hij op 14 januari 2020 rond 24:00 uur door [slachtoffer] werd gebeld en [slachtoffer] aan hem vertelde ‘ik ben geslagen en verkracht’. Hierop is [getuige 1] direct naar [slachtoffer] toegegaan, die bij het winkelcentrum in [...] was. [getuige 1] zag [slachtoffer] buiten staan en sprak haar aan. [slachtoffer] was verward, was niet zichzelf en was ook bang. Tevens heeft [getuige 1] verklaard dat [medeverdachte 2] , toen [getuige 1] hem sprak, op dat moment aan de medeverdachten vroeg ‘we hebben [slachtoffer] toch niet verkracht?’ en dat [medeverdachte 2] voorts vertelde dat [slachtoffer] tegen de tafel aan was gevallen en dat [slachtoffer] daarom een blauw oog had.
Verder bevindt zich in het dossier de aangifte van de moeder van [slachtoffer] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] op 14 januari 2020 om 00:30 uur appte dat ze naar huis kwam. Aangeefster heeft verklaard dat [slachtoffer] binnen kwam en erg verward was. Tevens had zij een blauw oog en rook zij naar sterke drank. [slachtoffer] moest hard huilen en zei steeds ‘ik weet niks meer’.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , vriendin [getuige 3] en [getuige 1] niet uitsluitend zijn gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] aan hen heeft verteld, maar dat deze verklaringen ook hun eigen waarnemingen bevatten van de gemoedstoestand van [slachtoffer] direct na het ten laste gelegde feit. De rechtbank ziet in bedoelde waarnemingen, in samenhang met de rest van de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , [getuige 3] en [getuige 1] , een bevestiging van de verklaring van [slachtoffer] dat zij zich niets meer kan herinneren en pijn had aan haar gezicht en de betrouwbaarheid daarvan. Daarbij wordt de getuigenverklaring van [slachtoffer] nog ondersteund door de letselrapportage, waaruit is gebleken dat [slachtoffer] een blauw oog had en diverse andere verwondingen over haar hele lichaam, welk letsel kan zijn ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen of stoten.
Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] is voorts gebleken dat zij op 15 januari 2020 - en derhalve één dag later - in de bus zat toen zij van [getuige 2] een telefoontje kreeg dat hij een filmpje had gezien van de vorige avond waarop te zien was dat [slachtoffer] werd geslagen en werd verkracht en knock-out was.
De rechtbank stelt vast dat na uitvoerig politieonderzoek het betreffende filmpje niet is aangetroffen en derhalve niet door de politie kon worden bekeken.
De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is of dit filmpje heeft bestaan.
Uit het dossier is gebleken dat een verbalisant op 15 januari 2020 om 20:19 uur - en derhalve zéér kort na het incident - getuige [getuige 2] telefonisch heeft gesproken over het filmpje. [getuige 2] verklaarde dat hij het filmpje had bekeken, maar dit filmpje niet zelf in zijn bezit had. [getuige 2] verklaarde dat hij schrok van het filmpje. Hij herkende [slachtoffer] en hij zag dat zij geslagen en terwijl ze knock-out was, verkracht werd. [getuige 2] wilde de naam van de vriend die het filmpje in zijn bezit had niet noemen.
Op 15 januari 2020 om 20:41 uur heeft de verbalisant nogmaals telefonisch contact met [getuige 2] gehad en deelde [getuige 2] mee dat zijn vriend het filmpje net had verwijderd en dat het filmpje niet meer terug te halen was. [getuige 2] verklaarde verder dat het filmpje een instagram video call was en dat zijn vriend werd gebeld door verdachte via diens Instagramaccount [medeverdachte 1] .
Op 16 januari 2020 heeft een verbalisant nogmaals met [getuige 2] gebeld. [getuige 2] verklaarde dat hij op het filmpje zag dat [slachtoffer] knock-out werd geslagen door een onbekende jongen, dat ze daarna over haar gezicht werd geaaid en geduwd en dat een voet in haar gezicht wreef. Hierna kreeg [slachtoffer] een lul in haar mond. Dat deed medeverdachte [verdachte] . Daarna ging [verdachte] bovenop [slachtoffer] zitten en gingen ze vrijen. [slachtoffer] lag op haar buik en [verdachte] deed het van achteren.
Uit een proces-verbaal van bevindingen is voorts gebleken dat een verbalisant getuige [getuige 4] op 16 januari 2020 om 17:15 uur telefonisch heeft gesproken over het filmpje. [getuige 4] heeft verklaard dat hij via [getuige 2] een filmpje had gezien, waarop te zien was dat [slachtoffer] mishandeld werd en verkracht. [getuige 4] heeft verklaard dat de vriend van [getuige 2] gebeld zou zijn en dat die vriend van [getuige 2] toen een filmopname van dat videogesprek had gemaakt.
Vervolgens heeft [getuige 4] op 28 januari 2020 een getuigenverklaring afgelegd bij de politie, waar hij heeft verklaard dat hij op het filmpje zag dat [slachtoffer] op bed lag. Ze had een hemd aan en een roze of rode string. [slachtoffer] kreeg wat te drinken en lag knock-out. Naast haar lag een jongen die haar aanraakte over haar rug, alsof ze getroost werd. Eerst lag [slachtoffer] op haar buik en daarna op haar rug. [getuige 4] heeft verklaard dat hij vier jongens op het filmpje zag.
Na politieonderzoek is gebleken dat de vriend van [getuige 2] en [getuige 4] die het filmpje op zijn telefoon had, ene ‘ [getuige 5] ’ was. Dit is getuige [getuige 5] . [getuige 5] heeft op 4 maart 2020 bij de politie verklaard dat hij inderdaad een schermopname van het filmpje had gemaakt, omdat hij schrok van wat hij zag en het zielig vond voor het meisje. [getuige 5] heeft verklaard dat hij op het filmpje eerst het gezicht van een vriend zag en dat daarna de camera draaide en hij schrok. Het waren livebeelden en hij zag drie of vier jongens op het filmpje. Hij zag ook een meisje en het was seksueel geweld. Het meisje droeg een roze slipje en iets wits en het leek alsof het meisje aan het slapen was. Ze lag op een bed of een matras.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat er wél sprake is geweest van een filmpje dat tijdens de groepsseks op de avond op 14 januari 2020 is opgenomen. [getuige 2] en [getuige 4] hebben zéér kort na het incident bij de politie verklaard over het filmpje waarop te zien is dat [slachtoffer] is mishandeld en is verkracht. Ook [getuige 5] heeft verklaard dat hij een filmpje heeft gezien en dat seksueel geweld te zien was.
De rechtbank acht deze drie getuigenverklaringen geloofwaardig, omdat zij onafhankelijk van elkaar verklaren dat sprake was van een meisje in een roze string en dat zij schrokken van het filmpje. De gedetailleerdheid dat [slachtoffer] die avond een roze string droeg, hetgeen klopt met hetgeen is opgetekend in het proces-verbaal ten aanzien van het forensisch onderzoek aan het ondergoed van [slachtoffer] , kunnen de getuigen [getuige 4] en ‘ [getuige 5] ’ alleen maar weten, omdat ze het filmpje daadwerkelijk hebben gezien. Getuige [getuige 2] heeft [slachtoffer] op het filmpje herkend. Voorts hebben zij naar het oordeel van de rechtbank geen enkel belang om hierover te liegen. Dat de drie personen geen namen willen noemen of geen verdere getuigenverklaring bij de politie willen afleggen, doet niets af aan de geloofwaardigheid dát er een filmpje is geweest en dat op dat filmpje [slachtoffer] was te zien, waarbij [slachtoffer] bewusteloos was en er seksuele handelingen met haar verricht werden.
Dat er daadwerkelijk een filmpje is geweest, wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts nog ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 6] , de vriendin van [medeverdachte 1] destijds. Zij heeft op 3 maart 2020 bij de politie verklaard dat zij van [medeverdachte 1] zelf had gehoord dat hij die avond erbij was en dat die avond een filmpje is gemaakt waar [slachtoffer] op stond. Op het filmpje had [slachtoffer] seks met meerdere jongens, waaronder [medeverdachte 2] en verdachte. Voorts heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] had verteld dat de telefoons van de jongens in beslag waren genomen, maar dat zij zich hierover geen zorgen maakten, omdat het filmpje voor die tijd al was verwijderd.
De aanwezigheid van het filmpje wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts nog ondersteund door diverse WhatsAppgesprekken, die in het dossier zitten.
Zo is bij het onderzoek aan de telefoon van [getuige 2] een WhatsAppgesprek aangetroffen van 15 januari 2020 om 14:33 uur tussen [getuige 2] en [getuige 4] , waarin zij samen spreken over het filmpje en [getuige 2] naar [getuige 4] appt dat hij ‘ [getuige 5] ’ erbuiten heeft gehouden. En voorts is in zijn telefoon een chatgesprek aangetroffen tussen [getuige 2] en [getuige 7] , zijnde de kickbokstrainer, waarin wordt gesproken over het filmpje en dat het echt niet kan wat er is gebeurd en dat [getuige 2] appt ‘puur ook het feit dat ze buiten bewust was en dan nog het lef hebt om dr te neuken en zn lul in haar mond te stoppen’.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aanwezigheid van het filmpje tot slot nog ondersteund door een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] en een chatbericht tussen [betrokkene 1] en verdachte, waaruit is gebleken dat de verdachten zelf onderling ook hebben gesproken over het filmpje.
Zo wordt in een tapgesprek op 22 maart 2020 tussen [medeverdachte 1] en verdachte gesproken over [getuige 2] en het filmpje en dat ze denken dat hij het filmpje niet heeft, omdat ‘de politie hen anders al had geklemd’. In een chatgesprek op 22 maart 2020 dat is aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [betrokkene 1] tussen [betrokkene 1] en verdachte, wordt besproken ‘waar het filmpje is, maar dat zij het hadden verwijderd en [medeverdachte 2] het heeft gefixt’.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er een filmpje is gemaakt op 14 januari 2020 in de slaapkamer in de woning van verdachte, toen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] seks hadden met [slachtoffer] . Daarbij is op het filmpje te zien dat [slachtoffer] werd geslagen, buiten bewustzijn was en om die reden geen weerstand kon bieden, terwijl de seks plaatsvond. Dat op de avond van 14 januari 2020 daadwerkelijk sprake is geweest van seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , bestaande uit pijpen, neuken en aftrekken, waarbij sprake was van gelijktijdigheid wordt voorts ondersteund door de eigen verklaringen van de drie verdachten.
Naar het oordeel van de rechtbank is tevens sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezamenlijk in de slaapkamer zijn geweest waar zij vervolgens seks hebben gehad met [slachtoffer] . De verdachten hebben verklaard dat zij alle drie seks met [slachtoffer] hebben gehad, bestaande uit neuken, pijpen en aftrekken en dat dit tevens tegelijk heeft plaatsgevonden. Tijdens deze groepsseks heeft medeverdachte [medeverdachte 1] gefilmd. Na afloop hebben de drie verdachten [slachtoffer] gezamenlijk naar huis gebracht.
Gelet op de hierboven omschreven gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten, vóór, tijdens en na het binnengaan van de slaapkamer, een en ander in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat op 14 januari 2020 sprake is geweest van een situatie waarin verdachte en diens medeverdachten nauw en bewust met elkaar samenwerkten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat aangeefster vrijwillig seks met verdachte heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet van vrijwilligheid mocht uitgaan, nu [slachtoffer] tijdens die avond in elk geval op een essentieel moment buiten bewustzijn is geweest en derhalve geen of onvolkomen weerstand kon bieden en er tevens sprake was van een fysieke, numerieke en feitelijke overmacht door verdachte en zijn medeverdachten. Onder die omstandigheden was er op dat moment geen sprake van vrijwilligheid.
De rechtbank komt gelet op het vorenstaande dan ook tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 14 januari 2020 heeft schuldig gemaakt aan verkrachting in vereniging.”
2.2.4
Het hof heeft in zijn arrest aanvullend onder meer overwogen:
“De verklaringen van de in hoger beroep gehoorde getuigen maken niet dat het gerechtshof anders oordeelt dan de rechtbank. In het bijzonder hecht het hof geen waarde aan de niet specifieke verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 4] bij de raadsheer-commissaris over het wel of niet gezien hebben van ‘het filmpje’ en wat daar dan op te zien zou zijn geweest. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van deze getuigen die zij, al dan niet telefonisch, tegenover de politie hebben afgelegd kort na het gebeuren.
Voor zover de raadsvrouw in hoger beroep heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat het geweld tegen aangeefster plaatsvond op of direct vooraf ging aan het moment dat verdachte seks had met aangeefster wijst het hof met name op de verklaringen van deze getuigen. [getuige 2] heeft immers verklaard dat hij op het filmpje zag dat aangeefster werd geslagen en dat daarna een aantal handelingen plaatsvonden waaronder dat verdachte bovenop haar ging zitten en zijn geslachtsdeel in haar mond deed. Dat wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 4] die tegenover de politie heeft verklaard dat hij een filmpje heeft gezien waarop te zien is dat aangeefster mishandeld en verkracht werd.”
2.3
Uit de hiervoor weergegeven bewijsvoering blijkt dat het hof de tenlastegelegde verkrachting van [slachtoffer] door twee of meer verenigde personen heeft bewezenverklaard op grond van onder meer de volgende vaststellingen. In de avond van 14 januari 2020 is [slachtoffer] naar de woning van de verdachte gegaan. In die woning waren aanwezig de verdachte en zijn mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (‘ [medeverdachte 2] ’). [slachtoffer] heeft daar alcohol gedronken en op enig moment is slaand of stompend geweld op haar uitgeoefend, waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt. Vervolgens hebben de verdachte en zijn mededaders de bewezenverklaarde seksuele handelingen met [slachtoffer] verricht, terwijl zij buiten bewustzijn was. Van dit geweld en deze seksuele handelingen is een filmpje gemaakt, dat met anderen is gedeeld. [slachtoffer] is op enig moment in de woning bij bewustzijn gekomen, maar had zelf geen herinneringen aan de gebeurtenissen in de woning. Wel ondervond zij dat zij verward was, zag ze dat ze een blauw oog had en dat zij overal over haar lichaam blauwe plekken had, die volgens de forensisch geneeskundige letselbeschrijving passen bij de inwerking van onder meer slaan en schoppen.
2.4
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof heeft vastgesteld dat het slachtoffer “knock out” is geslagen en dat daarna de bewezenverklaarde seksuele gedragingen plaatsvonden. Die seksuele gedragingen hielden volgens het hof – wat betreft het aandeel van de verdachte – in dat hij met zijn penis de mond van het bewusteloze slachtoffer is binnengedrongen. Het mede hierop berustende oordeel van het hof dat de verdachte en zijn mededaders door het slachtoffer bewusteloos te slaan opzettelijk hebben veroorzaakt dat zij de daaropvolgende seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan, is toereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.
3. Beoordeling van het cassatiemiddel dat namens de benadeelde partij is voorgesteld
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 december 2024.