ECLI:NL:HR:2024:1817

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
22/02738
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van witwassen en overschrijding van redelijke termijn in cassatiefase

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 30.000, waarbij in eerste aanleg vrijspraak was uitgesproken. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft het aantal uren van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het hof op basis van de bewijsmiddelen terecht had geoordeeld dat de verdachte een plastic tas met contant geld had overgedragen en dat zij daarmee een aanmerkelijke kans had aanvaard dat het geld van misdrijf afkomstig was. De Hoge Raad verwierp de eerste cassatiemiddelen, maar oordeelde dat het hof de redelijke termijn in de cassatiefase had overschreden. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan door de opgelegde taakstraf van 180 uren te verminderen naar 155 uren, met een subsidiaire hechtenis van 77 dagen. Dit arrest is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad en heeft betrekking op de samenhang met een andere zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02738
Datum10 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2022, nummer 21-004528-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt met verschillende deelklachten op tegen de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 19.

3.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel

3.1
Het tweede cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase voor terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad. Het derde cassatiemiddel klaagt dat in de huidige cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2
Het tweede cassatiemiddel is gegrond. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 22 tot en met 24.
3.3
Ook het derde cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden.
3.4
De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen door vermindering van de opgelegde taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 155 uren beloopt, subsidiair 77 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 december 2024.